Ignatius schuifelde in ellendige toestand naar de keuken achter in het huis en liet zich op een stoel zakken.
‘De personeelschef bij die verzekeringsmaatschappij heeft me heel beledigend bejegend’
‘Heb je de baan niet gekregen?’
‘Natuurlijk heb ik de baan niet gekregen’
‘Wat is er gebeurd?’
‘Daar praat ik liever niet over’
‘Ben je nog naar die andere adressen geweest?’
‘Natuurlijk niet. Wek ik soms de indruk in een toestand te verkeren die voor aspirant-werkgevers aantrekkelijk is? Ik ben zo verstandig geweest zo vlug mogelijk naar huis te gaan’
‘Wees maar niet zo overstuur liefje’
‘Overstuur?’ Ik ben nooit “overstuur”
‘Ga nou niet lelijk doen. Je krijgt vast wel een leuke baan. Je bent nog maar een paar dagen aan het zoeken’, zei zijn moeder, en keek hem aan. ‘Ignatius, had je die pet op toen je met die verzekeringsmeneer praatte?’
‘Vanzelfsprekend. dat kantoor was niet naar behoren verwarmd. Ik weet niet hoe die werknemers van die onderneming kans zien in leven te blijven als ze zich dag in dag uit aan die kilte blootstellen. En dan nog die neonbuizen die hun brein aan de kook brengen en verblinden. Ik kon geen enkele waardering opbrengen voor dat kantoor. Ik probeerde de personeelschef uit te leggen welke tekortkomingen het kantoor vertoonde, maar het scheen hem niet te interesseren. Hij ging zich op het laatst erg vijandig gedragen’
Ignatius liet een monsterlijke boer. ‘Maar ja, ik heb je al gezegd, ik ben een anachronisme, de mensen beseffen dat en worden er rancuneus van’ (…)

‘Ik weet zeker dat dergelijke mensen prettige collega’s zouden zijn. Laten we maar in de middagkrant kijken, misschien staat daar een leuke baan in!’
‘Als ik er morgen op uit moet, ga ik niet zo vroeg van huis. Ik heb me al die tijd gedesoriënteerd gevoeld in de stad’
‘Je bent pas na het middageten vertrokken’
‘Toch functioneerde ik niet naar behoren. Ik ben vannacht door ettelijke nachtmerries geteisterd. Ik werd helemaal verfomfaaid wakker’
‘Hier, moet je luisteren. Deze zie ik nu elke dag in de krant staan,’ zei mevrouw Reilly, terwijl ze de krant heel dicht bij haar ogen hield. “Propere, nijverige man…”
‘Daar staat vast “ijverige”.
‘”Propere, ijverige man, betrouwbaar, rustig karakter…”
‘Goeie god! Naar wat voor monsyter zoeken ze daar? ik vrees dat ik nooit zou kunnen werken in een bedrijf met zo’n visie op de wereld’
‘Lees de rest ook eens jongen’
“Administratief werk. Leeftijd: 25 tot 35 jaar. Aanmelden bij Industrial Canal and River, dagelijks tussen 8 en 9 uur”
‘Nou, dat is uitgesloten. Dat haal ik nooit tegen 9 uur.
‘Liefje, als je gaat werken, moet je vroeg opstaan’
‘Nee moeder’ Ignatius gooide de krant op het fornuis. ‘Ik heb mijn doel te hoog gesteld. Dit soort werk overleef ik niet. misschien zou een krantenwijk wel heel prettig zijn’
‘Ignatius, een grote man als jij kan niet op een fiets kranten rondbrengen’
‘Misschien kun jij me in de auto rondrijden, zodat ik de kranten uit het achterraam kan gooien’