De naam Heinrich Himmler en ook diens huis hebben voor Martin Bormann junior een bijzondere, een bijzonder gruwelijke betekenis. Het was misschien een jaar voor het eind van de oorlog toen hij er met zijn moeder en een zus op bezoek was. En opeens zei Hedwig Potthast, Himmlers secretaresse en minnares, heel opgewekt dat ze hen iets heel interessants wilde laten zien, een volstrekt unieke collectie van haar baas. Ze ging naar de bovenverdieping en opende een deur. Daar stonden tafels en stoelen, gemaakt van delen van menselijke lichamen. De zitting van een van de stoelen was een bewerkt bekkenbeen, de poten van een ander waren gemaakt van mensenbenen, compleet met voet. Daarna toonde mevrouw Potthast een uitgave van Mein Kampf, gebonden in de huid van een mensenrug. Bormann jr herinnert het zich als de dag van vandaag hoe medisch zakelijk ze alles uitlegde. Hoe geschokt en versteend hij en zijn zus waren en hoe hun eveneens geschokte moeder hen later buiten probeerde te troosten met de opmerking dat Himmler hun vader, Bormann senior, zo’n uitgave van Mein Kampf had willen sturen en dat hij het vol ontzetting had afgewezen. Dat was hem te gortig, echt, zei hun moeder. Je zou eraan willen toevoegen: zelfs hem.