Komende zondag is het Vaderdag. Mijn schoondochter Vé had ons toegezegd dat we mogelijks de kleinkindjes zouden kunnen zien. Voor de eerste keer, na één jaar corona- en privé-restricties. Die laatste waren van strikt subjectieve aard, helemaal uit hoofde van Vé haar zotte kop. Ze jongleerde met de regelingen dat het een lieve lust was, om mij te couilleneren dus.
Maximaal vijf minuutjes video-whatsappen, eens per maand, leek haar het hoogst haalbare. Meestal na meerdere aanvragen van Nathalie, die de zaak met oneindig geduld en met alle tact en psychologie aanpakte. Vé dient gelijkgesteld te worden met een patiënt. Vroeger had ze thuis nog een ferme vent, helaas is dat verleden tijd, mijn zoon is overleden. Sindsdien is ze eigen baas in het domein van haar razernijen, etaleert ze agressief haar venijn, attaqueert ze en bijt ze. In de eerste plaats naar mij. Het is geen zielige weduwe maar een feeks met ziekelijke gebreken.
Ik aanzie het en zwijg, ik verbijt mijn leed, bestrijdt mijn ergernis, die nochtans aan mijn hart vreet. Dit is te veel verdriet voor een vader van een afgestorven zoon. Ze trapt ongenadig op mij. Ze schopt, ze slaat en ze geselt. Ze spreekt niet maar schreeuwt, ze hanteert haar tekst van wraak. Ze vermoordt de laatste restjes tederheid met haar taaie taalzweep. Daarom voert mijn mooie geliefde het woord voor mij. Ze pareert Vé met stille trots en grote schoonheid.
Deze lange inleiding kon niet treffender zijn, want Vé overtrof nogmaals zichzelf, in laagheid en in slechtheid. Ze slaagde er weer in om ons zwaar te raken. De afspraak zondag kan niet doorgaan. Ze verklaart laconiek dat ze het te druk heeft met alle activiteiten die gelinkt zijn aan… Vaderdag. Zonder schaamte, zonder schroom. Hard, brutaal, vooral zonder moraal.
Aan mijn vaderlijden, dat in een directe lijn met de dood verbonden is, gaat ze straal voorbij. Ze gunt me zelfs geen nobel surrogaat, ze ontzegt ons de ontmoeting met Roosje en Martje. Eén jaar wachten volstaat niet. Daar volgt een forse mokerslag op. Een familiale anticlimax van formaat.
Ik moet mijn woede bedwingen, ik mag niet wild en woest tekeergaan. Ik moet dit slikken, proberen niet te wenen. Roepen en tieren helpt niet, Vinnie kan me nergens nog horen. Ik kan alleen terecht in de armen van Nathalie, mijn hemel op aarde. Haar sensuele troost schenkt mij vrede.
Ik schrijf het daarna met ijverige vingers op, als een trouwe boekhouder van de ethische fouten die Vé bedrijft. Opdat de kindjes later zullen weten wat de wereld van hun mama te bieden had aan de papa van hun papa. Ze betoonde zelfs geen respect voor mijn eeuwig gehavende vaderschap.
Het is daags na Vaderdag bovendien de 6de verjaardag van Roosje. Wij zullen zondag bloemen gaan neerleggen op de grafsteen van Vinnie, daarna een cadeautje achterlaten op de drempel van zijn vroeger huis. Op die manier moeten wij Roosje vieren, op treurige afstand, voor een nors gesloten deur. Binnen vindt er misschien een vrolijk feestje plaats. Zonder mijn schone zoon, zonder zijn vader, zonder de nieuwe liefoma.
Wij rijden een beetje triest heen, wij missen zoveel. De kindjes kennen nog steeds mijn geliefde niet. Een feeks verhindert de komst van de fee.