Vorige week woensdag ging ik op bezoek bij ons ma, het weer was nat en kil, maar dat deerde me niet. Ik reed gezwind die bijna 30 km met de fiets, reeds op voorhand verheugd op haar verwachte commentaar op mijn nieuwe status, die van kersverse echtgenoot. Ik trachtte me ook in haar beleving te verplaatsen, een huwelijk heeft toch een traditioneel cachet. Het bezegelt op ambtelijke wijze de trouw tussen man en vrouw, in beginsel toch een mooie instelling.
Ik vond mezelf voorbeeldig en was behoorlijk trots, ik schonk mijn oude moeder een prachtig cadeau. Ze kon immers niet anders dan fier zijn op haar splinternieuwe schitterende schoondochter. Ook voor onze familie was dit de perfecte welgekomen heropstart na het drama dat er rond Vinnie was geweest.
Zo dacht ik althans, ik maalde de kilometers af op een wolkje, de strakke tegenwind kon me niet deren, het leven lachte me weer voorzichtig toe. Af en toe schoot er een flardje zon door de wolken, de knipoog van mijn zoon.
Toen ik toekwam in Baalrode, trof ik een gelaten moeder Maria aan.
Ze was aanvankelijk niet triest maar ook niet blij, het bleek weer de gewone apathie te zijn. Alsof ze een aanloop nodig had, even haperen en temporiseren alvorens openlijk het gemoed te luchten. Eerst afwezig blijven kuchen om daarna pas de grote sprong voorwaarts te maken, uiting te geven aan het misschien schuwe maar niettemin onmiskenbare plezier om de nieuwe verbintenis, de mooie uitbreiding van de familie, het onverwachte geschenk waarvan iedereen mee mocht genieten, een puur ‘gelukshuwelijk’.
Het is toch de ultieme droom van bekommerde ouders om hun kinderen het allerbeste te wensen op hun levenspad, met de perfecte partner. En dat was mijn geval bij uitstek, maar daar had ons ma blijkbaar bedenktijd voor nodig. Ze kwam dus echt niet ter zake, ze pruttelde en ze bleef met korte kuchjes het onderwerp wegduwen. Ze zocht overal uitvluchten, gaande van buren die plots voorbij kwamen gefietst tot een grote spin tegen het plafond. Ze drentelde verbaal verder langs het tuinpad dat er nat bij lag tot de dakgoot die soms lekte.
Ze weidde uit over de perikelen van een mij onbekende buurman die volgens haar zonder werk zat, wiens vrouw op verdachte manier niet meer buiten kwam en waarvan de kinderen pas tegen middernacht gingen slapen. Nauwgezet volgde zij hun voortgang die eerder neerkwam op een continu stilstand. Wat zou er daar geschieden achter de draperieën? Enkel de sanseveria’s gaven nog een teken van leven, mysterie toch.
Het leek op het boeiende leven van uitgestorven planten en fossiele dieren, of eventueel omgekeerd, ik ken niet zoveel van de prehistorie. Ik verkies het echte leven, het actuele en heerlijke heden, mag ik misschien nog even, zeg het dan maar, ja ik spreek nu tot u, mijn compleet afwezige ma. Ze had niks door van mijn stille consternatie, mijn intern kokende monoloog, mijn koortsig aanzwellend verdriet om zoveel onverschilligheid.
Ze praatte alsmaar halsstarriger voort, in een lichte gekte. Ze baande zich een weg door allerlei onderwerpen die ze gewoon ter plekke uitvond, mijn verste neven en nichten kwamen zelfs langs in haar eendimensionaal gesprek. Ze liet bakken stoom af langs alle kanten, haar adem floot langs mijn oren. Ze slaagde er in om me op geen enkel punt te bepraten, maar ze vernietigde me wel op minder dan een half uur.
Geen woord over het heuglijke nieuws, mijn huwelijk met Nathalie. Ze kreeg vier dagen eerder de primeur, samen met mijn zus, inclusief een feestje in de brasserie, maar ze deed meesterlijk alsof ze dat vergeten was. Zij verkoos de oude vertrouwde miserie van elke dag. Het leven moet en zal eentonig zijn. Moeder waarom leven wij, weende ik in gedachten.
Tot ik toch ontplofte en mijn harde woorden sprak: ma, zijt ge niet beschaamd? Ze verstarde, keek me strak aan, haar gelaat was als het masker van een dode, met groot versteende ogen, ze zat gebeiteld als een standbeeld in haar zetel. Uit haar blik staarde gebeeldhouwd onbegrip, ze keek me als een zombie aan, de voortijdige personificatie van een lijk dat in het ijle kan blijven kijken, levenloos bewegend, hol en leeg aanwezig. Mijn moeder sloeg haar ogen neer, ze stierf toen voor mij.
Ik ben zeer beheerst en uiterst gematigd boos geworden. Ik heb haar toegesproken, aan de lijkbaar van haar zetel in de veranda. Ik heb gezegd dat het definitief genoeg was geweest, dat ik voortijdig afscheid van haar kwam nemen. Dit was mijn laatste passage, de immer dappere fiets naar Baalrode wordt voorgoed geparkeerd, gedaan met het exclusieve privé bezoek een paar keer per week. Voortaan komen we met zijn twee, mijn geliefde en ik, ik bedoel dus: mijn vrouw.
Verstaat gij dat, oude moeder van mij, met uw weerbarstig hart, uw goed onderhouden kanker van kwade trouw, uw afgrijselijk chagrijn, uw permanent gesoigneerde leven van zieke besognes, uw gewillige onverschilligheid, uw gekoesterde gemoed van tegengoesting in alles wat een leven kan verblijden, uw gecultiveerde pijn, uw onsmakelijk geserveerde smarten, uw totale afwezigheid van elke lach, uw geprefereerde habitat van ongelukkig zijn, uw pijnlijke maar al te grage adoratie van het lijden?
Verdwijn nu in deze lamentabele staat van zijn, moeder, ik verdraag dit niet langer. Ik ben u moe gehoord, ik wil u zo niet meer zien, ge hebt me te veel beschadigd, een leven lang.
Ik ga hier voor de laatste keer alleen weg, ik kom enkel nog terug met mijn weelderige echtgenote, ze is mijn ode aan het nieuwe lieve leven. Dan zult ge het mogen aanzien, en mogelijks geloven, dat mijn liefde gelukt is, zelfs ondanks u, ma. Want gij moet u schamen, gij zijt enkel een constant obstakel geweest, vanaf mijn prille opvoeding, langsheen mijn angstige kinderjaren, gans mijn bangelijke puberteit, mijn volledig mislukte jong-volwassenheid. Gij waart grandioos afwezig, en waar ge opdook, was het als een spook dat de zaken nog moeilijker maakte. Tergend erger, telkens.
Ma, mijn beschamende ma, ge waart voor mij altijd weer die rode draad van de dood die permanent het ware leven belemmerde. Ge hebt de liefde steeds verstikt, misschien ook onze pa te rap de kist in geduwd. Ge hebt bij mijn weten Vinnie op geen enkel moment gemist. Uw leven was een gewilde lijdensweg, uw stil plezier: ons meekrijgen in de afgrond van uw aangeboren en levenslang gecultiveerde triestigheid. Het is gedaan, ma. Ik verbreek hierbij onze unieke band, het was hoogstens een misverstand. Ik ontneem u de exclusiviteit van een enige zoon te hebben, ge zijt het echt niet waard geweest. Ik presenteer me voortaan als de man van mijn vrouw. Of dat u aanstaat of niet, het is te nemen of te laten. Zo is dat ma.
Ik heb na deze zachte tirade heel kalm de deur dichtgedaan, met gerechte rug ben ik opgestapt, de laatste terugrit aangevangen, richting Nathalie.
Er is geen traan gevloeid, ik was geen tikkeltje bedroefd, ik reed wetens en willens heen, ik liet die hele cinema van misbegrepen liefde achterwege. Ik ben gelukkig getrouwd, daar hou ik me voortaan aan vast. Mijn stamboom van oude familiebanden is verrot en afgebrokkeld, dor en ontworteld. Ik demarreer nu weg, ik laat het peloton van domme zonden achter mij. Mijn schuld is afbetaald, ik wil nu innen, ik zet op de liefde in.