Op woensdag wordt het kippenhok gekuist. Toch een paar uurtjes werk. Het moet bovendien secuur gebeuren want de kippen zijn van stand. Een edel ras, hanen en hennen van noblesse.
Het precieuze werk wordt uitgevoerd door Nathalie en zoon Barry (26). Plaats van uitvoering is hun huis in Leest, meer bepaald de knusse tuin.
Nathalie loopt voorop, het haar hoog opgestoken, vlammend blond, graag op hakjes, ze treedt op de kippen toe als een (tegen wil en dank) lokale vamp. Kwestie van wat op niveau te zitten, de bevallige vrouw begroet de edele beestjes, wederzijdse aristocraten op het platteland. En in haar tred volgt Barry, ook wel trots. Hij is zowat de rentmeester van dit bedrijf. Hij beheert, met frivole bijstand van de blitse mama, dit fragiele dierenbedrijf. Het is hun kakelende speeltuin.
De kippen kwamen er op vraag van Barry. Hij hield nog meer van paarden, maar die onderhoudt hij tegelijkertijd in een verdere manege. Barry kan meesterlijk spreken met die edele dieren. En hoe wilder, hoe liever nog. Hij doet hen luisteren door zijn stille codes in hun oor te fluisteren. Grandioos, zeggen de mensen die hem bezig zien, zijn vaste begeleiders. Meesterlijk bravoure van een jongen met zogezegd een paar beperkingen. Wij, de mislukte normalen, kunnen hem dit niet nadoen.
Hoe relatief toch, onze toevallige staat van paraatheid.
Maar terug naar de kippen. Het is woensdag en dat is vaste stek: de hokken worden uitgemest.
Ik hoor hun relaas achteraf, word klankbord van de propere vorderingen. Ondertussen ben ik ook geen complete buitenstaander meer. Ik treed bijna nader tot hen en haan.
Haantje de voorste, zegt een ouwe kameraad van Nathalie. Over mij. Of nog: mannetjesputter, taalspuiter, bij wijlen vuil. Ach kus mijn gat sus ik hem, blijf rustig en kuis uw eigen huis. Veeg thuis de kak op in uw kippenren. Kruip op uw korte stok en kakel daar uw gedachten af.
Zonder wrok hé jong, ge kent mijn adoratie voor uw specialisatie: dat unieke galmengezang, zwaar gelardeerd met branie. Ge zijt echt waar een fantastisch clowneske straatzanger. Zo is dat beste Hendrik. Mijn respect, nogmaals, maar blijf uit mijn liefdesboerderij.
Typisch mannelijk, ik geef het volmondig toe, ons haantjesgedrag.
Ik tuimelde dus ongewild vanuit de kippentuin in het hoenderhok van de broeders van liefde, of hun antipoden, ach dat zijn gewoon de bodes van de tegenspraak, beste kameraad, en een hoop gedoe met moeilijke woorden (zeg ik tegen mezelf) om wat jaloezie te bestrijden.
Toegegeven, ik gooide hier als eerste de knuppel in dat pas gekuiste kiekenkot. Hopelijk hield ik het proper. Anders verwacht ik een wederwoord. Een mens moet ook niet altijd over eieren lopen. Laat de man met ballen nu maar brallen. Ik verwacht straks graag een verse ballade van Hendrik. Zachte brokken charme met harde bonken panache.
Maar eigenlijk ging het hier over Barry. Ik ben dus uitgegleden in mijn mest van woorden. Niet mijn beste beurt. Ik maak het zeker goed, reeds aanstaande zaterdag. Barry en ik gaan dan op wandel. Ons pad zal langs de Zenne lopen, ik ga hem met volle aandacht aanhoren, over zijn kribbige kippen, zijn kraaierige hanen en zijn dierbare paarden, over hoe hij zich in zijn boeiende boerenstiel verliest. Het kind in de jongeman dat ons toont waar schoonheid woont.
Wordt uitvoerig vervolgd. Onze wegen zullen blijvend verder lopen.
Ik word zijn maatje, samen op pad in het Zennegat, zwerven langs de Dijle, op een ijlings vaartje langs het kanaal, het parallelle waterpad bewandelen van Mechelen tot Leuven en terug. Alles te samen, en ik laat hem praten. Want ik wil van hem leren, in stilte diep studeren, over zijn uitzonderlijke brein. Hoe fijn het is om anders te zijn. En toch, via enkelen, je plek te krijgen in deze gekke wereld, deze zotte planeet van dwazen en geleerden. Wijs ons mee de weg, Barry. Verbeter mij als ik het zogezegd weer beter weet. Zoals hierboven beschreven. De kogel die ik toch weer afschoot. Sorry beste Hendrik.
Om te eindigen, vredig en liefdevol, bij Nathalie. Mama, minnares, geliefde, vriendin, beminde.
Het is een vrouw, mijn vrouw, voor wie oorlogen worden uitgevochten.
Ik deel met haar de lakens, dikke dekens van de grote overgave.
Ik moet voortaan echt wel dimmen, voorrang geven aan enkel nog beminnen.