Mijn lief en ik zijn fietsers, niet fanatiek, maar toch gedreven. We doen het haast dagelijks, in alle weer en wind, op onze eigen vintage wijze.
Dat wil zeggen, niet met een koersfiets, zeker niet in groep, noch met helm of spannende pakjes, er plakt zelfs geen centimeter fluo aan ons lijf. Wij rijden altijd gemengd dubbel, in onze eigen merkkledij, dat zijn onze doordeweekse kleren, Nathalie steevast in haar sobere zwart, ik in mijn meer gekleurde outfit. Wij trappen dus allebei doodgewoon door, op een degelijke velo, goed materiaal, niks speciaal.
Kanttekening, in Mechelen bolt Nathalie op een oldtimer model, beetje hip gepimpt, toch wel een blikvanger. Alhoewel, mijn hamvraag blijft, kijken de passanten naar het alternatieve rijwiel of naar het artistieke meisje?
Als zo’n blits, blond koppeke voorbijflitst, lijkt het wel een snelle bliksem.
Ik weet er alles van, ik sloeg ook ooit de remmen dicht, stond stil en stom verwonderd, zoveel schoonheid op een zadel. Om daarvan bij te komen bleef ik meteen naast haar geparkeerd, en fiets ik nu nog verder mee.
Zo leiden onze wegen zich naar alle windstreken. Wij fietsen onze liefde rond in het landelijke Leest en de verdere regio, dat loopt gezwind door naar de waterparel van het Zennegat en verder tot in het pittoreske haventje van Klein-Willebroek, wij peddelen langs de Dender en de Dijle, duwen door naar het nabije Hageland en zijn meanderende Demerboorden, of op een relax vaartje langs de Vaart naar Leuven.
Tot in het onooglijke Baalrode sturen wij ons rijwiel, daar wacht ma Maria voor een klapke, ze snapt er niks van, van onze love story per velo ontgaat haar elke finesse, maar oké, ze doet haar best, soms wel.
Om aan deze occasionele spraakverwarring te ontkomen zakken wij ook zuidwaarts, de taalgrens over, richting Waver, wablief heet daar pardon, wij zeggen rap bonjour voor goeiendag, niks moeilijk aan. In vogelvlucht vliegen wij dan maar door, noordwaarts, richting Brussel, om te stranden aan de rand van Zaventem-luchthaven.
Zelfs al gaat daar Covid-tijdelijk geen vlieger meer op, wij genieten er van het uitzicht, dicht naast mekaar, de fietsen licht verstrengeld, ons beider stuur niet wispelturig maar zonder remmen schoon gelijkgestemd, een korte halte met gesloten ogen en gestolen kriebels in de tong, wij ademen simultaan de adem van mekaar. Unisono, verenigd, in stabiele stilstand. De fiets is onze way of life, hij vervoert licht en gezwind ons gewichtig liefdesgevoel. De wind helpt mee, of blaast soms tegen, maar de zon is steeds aanwezig. Ook door de regenvlagen heen schijnt die warmtestraal, het maakt de trappers lenig, de richting is mooi uitgestippeld, de wielen lachen zonder belgerinkel, hoor die harten klinken. Wij voelen geen zadel of pedalen, wij fietsen zonder weerstand. Zalig samen.
Dat zijn twee zotten, zie ik sommige inlanders denken, een blitse blonde in het zwart en een blinde volger zonder kop, zie zijn stomme zonnebril.
Ach, wij hebben lak aan dat soort wereld van de kwezels en de betweters.
De stationaire wezens zijn ons vreemd, wij bougeren gewillig met onze billen en onze benen. Wij zitten liever niet stil, parkeren niet op de ons vervelende sociale media, wij wonen niet op Facebook, vertikken geen tijd op Twitter, vegen ons gat aan Instagram. Als wij moe worden, gaan wij dromerig in het gras liggen, onze armen geplooid als het mooiste slaaplaken, wij lezen soms een boek en, vaker nog, mekaars ogen, wij strelen liefdevol de sprietjes vrede, zo fragiel aanwezig in ons hart. Dat is onze uitgestrekte binnenwereld, ons ruimere bed, zoveel groter dan het wereldwijde internet.
Misschien zetten wij wel een nieuwe trend. Wij waren al vanzelfsprekend ‘post-corona’ voor de ganse heisa nog moest beginnen. Want wij blijven al zoveel langer in ons eigen kot, wij verblijden ons reeds maanden in een sober samenzijn. Wij hoeven zelfs geen masker, wij flirten in dezelfde silo, bevrijen liefdevol mekanders lijf, wij kussen ook niet buiten onze bubbel, onze knuffels zijn kiemvrij, geen virus komt erdoor gesijpeld. Wat een veilige vrijheid in onze liefdesregel van slechts twee. Voorbeeldig toch.
Morgen herneemt misschien het gedoe, het geraas steekt weer op, de kudde gaat terug grazen op de autostrades van het moderne bestaan. De mensen bedelven zich graag onder lawaai en helse muziek, de winkel moet draaien. Het leven is een feest, er moet en zal geëntertaind worden. Wie niet bulderend meelacht, wordt neergekogeld. Oké, ik chargeer hier.
Maar ik wil gewoon blijven fietsen, met mijn overheerlijk lief, doorheen de stilte klieven, de wind vanbinnen laten zingen, genieten van wat eeuwig gratis is: zomaar iemand graag zien. Zonder getater, geen theater, wars van elke cinema, simpel doorgaan met de fietstocht door ons warme hart.
Geen spatje corona zal ons stoppen, ook geen enkele menigte, zeker geen mening van mensen zonder talent voor klein plezier. Wij gaan door met sober fietsen en met vrij genieten, wij houden van mekaar en van onze eenvoudige liefde. Leve deze nieuwe wereld van onze oude beweging.
Wij verspreiden dapper fietsend de pandemie van getrouwe verliefsheid.