We hadden ons huwelijk niet aan de grote klok gehangen, we wilden een kleine plechtigheid die zich puur intern afspeelde, enkel met de kinderen als nabij gezelschap. Uiteraard was er de fotografe en ook onze ‘taximan’. Het gebeuren moest vereeuwigd worden in prettige prentjes, en het vervoer moest op wieltjes verlopen, zelfs al was het mobiele vintage.
Tot zover was onze missie geslaagd. We baarden veel opzien in het centrum van Mechelen. Het was druk vanwege de zaterdagmarkt, de dagjesmensen keken blij op bij ons bont gezelschap, dartel en vrolijk in onze ‘strijkijzerwagen’. En als we zwierig uitstapten hield dochter Katoke dan nog voorzichtig ons Beertje in de hand. Beertje is de grote speelgoedbeer die nog op de laatste ziekenkamer van Vinnie heeft gewaakt. Vé had hem reeds weggegeven aan de verpleging, ik kon hem nog op de valreep terughalen, het relaas is weergegeven in Het Lied van Vinnie.
Sindsdien woont Beertje bij ons in het luchthuis te Leuven. Voor het feest in Leest hadden we hem uitgedost in een blits galapakje met strikje, hij was bij de ganse happening ludiek aanwezig. Met zijn innemende glimlach stond hij symbool voor de schalkse Vinnie. Met zijn instemmend zwijgen vertolkte hij de mening van mijn zoon, het was zijn impliciete goedkeuring, wat we deden was beregoed.
Bij onze thuiskomst in het landhuis werden we enkel verrast door een lachende buurvrouw. Ze zag hoe we uit de Citroën DS gewalst kwamen en meteen las ze de eeuwige trouw op onze gezichten. Een aangename toevalstreffer, een warme en spontane reactie van een passante. Zo willen we de gemeenschap tegemoet treden, geen toeters en bellen, geen officieel gedoe, maar ons geluk met mondjesmaat verspreiden, de wereld vertraagd laten weten hoe blij we zijn, liefst bescheiden gelukkig blijven.
De week na het unieke ceremonieel heb ik mijn kleine lijstje aangelegd, van intimi die me reeds een paar jaar bijstaan, na het drama van de dood. Zij mochten op directe wijze als eersten weten dat het geluk nu ook mijn deel was geworden. Ik verwittigde in een summier mail-berichtje de levenslange vriendinnen Tanja en Chantal, ook beste ex-collega Marianne. Ik voegde er nog mijn kapster Mia aan toe, toch ook een vertrouwelinge.
Het werd een klavertje vier van enthousiaste feedback, wij kregen in minder dan geen tijd gemeende gelukwensen, hartverwarmend en ontroerend zelfs. Wat een plezier voor Nathalie en mij om graag gezien te worden door dit schitterende viertal. Wij vinden het bij voorkeur leuk dat onze wereld klein blijft, met een beperkte schare vertrouwelingen, omringd door mensen die ons een blik gunnen achter hun façade, daar waar de eerlijkheid woont. Daar willen we ons aan houden, het knusse van die zeldzame integriteit, de massa houden we op afstand.
Tot die anonieme en nietszeggende massa hoort voortaan ook gewezen hartsvriendin J. We hadden weliswaar geen relatie, maar niettemin, we waren gedurende lange maanden maatjes van het hart. Dat is nu gedaan. J. gaf grandioos verstek bij mijn huwelijkstelegram, mijn mail ging bij haar gewoon de mist in, geen enkel respons. Onbegrijpelijk en spijtig.
Zoveel begrijpelijker was de non-reactie van Tonia, mijn vorige vriendin. Zij bereidt misschien nog haar antwoord voor, zoekt naar een toon om zich te uiten, om eronder uit te geraken, om zich boven de boodschap van mijn nieuw geluk te kunnen plaatsen, die ultieme fase waarin zij definitief faalde, helaas voor haar. Tonia kon uiteindelijk mijn drama niet aan, ze verloochende zelfs mijn zoon. Nathaliefje pikte Vinnie meteen op, simpel.
Mijn kleine familie, ik beperk me bewust tot ma en zus, hield ik tot het laatst in het ongewisse. Zij werden pas in kennis gesteld tijdens het voorbije weekend. We hadden hen uitgenodigd in een landelijke taverne, inclusief met koffie, ijs en pannenkoeken. Slagroom op de taart zou dan het heuglijke nieuws worden. Zo geschiedde dus. En ze reageerden aandoenlijk verrast, met gemoedelijke blik, pretoogjes, voorzichtige woordjes van lof, een proficiat.
Onze mooiste beloning vond ik dat ze plots spontaan Vinnie ter sprake brachten. Er werden opeens weer schone herinneringen opgehaald, vooral zijn bezorgdheid om de kindjes trof hen nog steeds. Wat was dat lang geleden, een prachtig eerbetoon.
Alsof ons huwelijk als katalysator had gediend, een exclusieve manier om de tongen los te weken, het gemoed open te krikken. Eindelijk hoorde ik hun diepste ontboezeming, een duidelijke poging om mij te ontmoeten op dat kruispunt waar mijn leven zich had vastgereden. Ik was nu terug vertrokken, op kracht van liefde uit de startblokken geschoten.
Moeder en zuster zagen mijn nieuw geluk. Ze feliciteerden me met hun emotionele mening, ze gunden me eindelijk nog eens de aanwezigheid van Vinnie.
Nathalie zat dicht naast mij, grappend noemde ze zich ‘madammeke Nathanneke’, ook tegenover haar nieuwe familie. Ma en zus gniffelden, een beetje vertederd, zelfs een tikkeltje fier, zo dacht ik hun lichaamstaal toch te lezen.
Wij zijn dus nogmaals vermeerderd, in warmte en in liefde, en in het grote meenemen: ook over de dood heen dragen wij onze zoon mee, in ons hart voeren wij hem teder dit nieuwe leven in. Ik zat daar met drie vrouwen, driemaal ging de zoete mond van een moederhart open, in gradaties, maar de liefde was overheersend.
Ik verklaar me nu een rijk man, de wijze schoonheid woont voorgoed aan mijn zijde. Ons ma, mijn zus en al het ongeluk, mijn geliefde heft het op.