Het XXI transport
Spoedig was de kazerne bijna vol. Nauwelijks enkele zalen moesten nog volgepropt worden, en dan zou alles gereed zijn om weer 1500 tot 1600 mannen, vrouwen en Joodse kinderen naar het Oosten te sturen. Men bracht zelfs een blinde en twee zwakzinnigen die onze kleine trieste wereld met geschrokken koeie-ogen bekeken en dierlijke kreten uitstootten. Wij huiverden ervan. Was het niet een kreet van een geheel tot wilde staat hervallen wereld die ons vervolgde om de enige reden dat wij het geluk of ongeluk hadden om als Jood geboren te zijn? Wij huiverden, hoewel de meesten onder ons niet wisten wat hen te wachten stond. Dora, een eenvoudige, stille, maar volhardende werkbij in een illegale organisatie, Dora wist er wel iets van. Zij sprak mij over Auschwitz, waar systematisch alle Joodse kinderen en vele volwassenen door gas verstikt waren. Zij smeekte mij er met niemand een woord over te reppen, uit vrees paniek te zaaien. Het spijt me dat ik haar raad heb gevolgd. Ik had het aan iedereen moeten vertellen en hun zeggen: “Je gaat naar het slachthuis als een stuk vee. De dood wacht je in ieder geval. Verkoop je huid duur. Sta op. Val de bewakers van de kazerne aan. Vernietig de Gestapo.” Ik heb gezwegen en heb er slecht aan gedaan.