Buchenwald – oktober 1944

Deze ideeën doorploegen steeds mijn geest. Ik kan er niet van slapen. Ik denk aan de verhalen van mijn medegevangenen. De kleine Tsjechische schoenmaker heeft mij verschillende scènes uit zijn leven van ‘concentratiekampgevangene’, dat hij sinds 1939 ondergaat, verteld. Een appel waar de SS-ers een tiental mannen hebben doodgeschopt. Kannibalisme op grote schaal. Hij heeft zelf al mensenvlees gegeten. Gaskamers. Strafcommando’s waar men het werk al rennend moet uitvoeren. Haat en eenzaamheid. In het donker van de slapeloze nachten laat ik al deze taferelen in mijn verbeelding defileren. Hetgeen mij zo kwelt zijn niet deze feiten maar het bankroet van de mens. De wetenschap heeft hem niet beter gemaakt. Misschien slechter. Een verschrikkelijke schok voor mij. Tot nu toe heb ik in de rede en haar zuiverende werking geloofd. Ondanks de twijfels die ik overal vaststelde, bleef ik diep overtuigd van de emancipatie door de wetenschap. In feite was ik een leerling van Socrates. De mens is slecht door onwetendheid. Nu twijfel ik er aan. De geest is veel te zwak om de wilde stroom van de primitieve instincten in ons te beheersen en te sturen. Er is een lange traditie nodig, het is een werk van eeuwen en dat sluit een exclusief vertrouwen in de kennis uit. De mens heeft nog de mentaliteit van de primitieveling uit het neolithische tijdperk, maar hij heeft op een duivelse wijze een verschrikkelijke macht over de natuur verworven. Het is begrijpelijk dat deze primitieveling zich door geweldacties laat meeslepen. Hij lijkt op een kind dat met vuur speelt. Mijn fout was om te geloven dat de moraal, dat de geestelijke houding gelijke tred hield met de middelen tot overheersing die de wetenschap levert. Het is deze desillusie die mij zo doet lijden en mij kwelt. Ik moet een hele reeks ideeën overboord gooien, ideeën die mij vertrouwd en geliefd waren. Alles moet aan een  nieuw onderzoek onderworpen worden. Men is te lui om zich er aan te zetten. Men verkiest de oude sleur. Maar wij, die heden als verworpenen aan de rand van de maatschappij leven, wij kunnen het ons veroorloven om op zoek te gaan naar nieuwe wegen. Het leven heeft overigens voor ons een tot nu toe onbekende smaak gekregen. Een stuk brood is geen brood meer, het is leven, een heilig voorwerp. Heiligheid van de dingen die ons omringen. De hemel en de wolken hebben een nieuwe zin gekregen. Het is hetzelfde met de mens en zijn problemen. Deze vernieuwing vergt veel moed, veel meer misschien dan nodig is om de martelingen van de Gestapo te doorstaan.

Een reactie achterlaten