In het jaar 1905 verscheen in Moskou het boek Het grote in het kleine of de Antichrist als aanstaande politieke mogelijkheid. De schrijver van dat boek, een zekere Sergius Nilus, bekleedde een ambtelijke functie in de kerkelijke hiërarchie. Het twaalfde hoofdstuk had een aanhangsel met de titel ‘Protocollen van de Wijzen van Sion’. Deze ‘protocollen’ bevatten informatie over een geheime bijeenkomst van de leiders van het wereldjodendom die in de herfst van 1897 tijdens het eerste zionistische congres te Basel zouden hebben plaatsgevonden. Op deze bijeenkomst zouden afspraken zijn gemaakt om de Joodse wereldheerschappij voor te bereiden. Het boek kwam in ettelijke vertalingen uit en sloeg zeer aan, vooral onder Duitse intellectuelen. In 1921 toonde een medewerker van de Londense Times aan dat de ‘protocollen’ voor een groot deel letterlijk waren overgeschreven uit een brochure, die een zekere Maurice Joly in het jaar 1868 had verspreid. In deze brochure werden aanhangers van Napoleon III, vrijmetselaars en bonapartisten ervan beschuldigd een samenzwering te hebben beraamd om de wereldheerschappij te veroveren. De schrijver van de ‘protocollen’ had eenvoudig de woorden ‘vrijmetselaars’ en ‘bonapartisten’, vervangen door ‘Joden’. En voorzover de ‘protocollen’ niet waren overgeschreven van Joly, waren ze afkomstig uit de roman Biarritz van John Retcliffe, het pseudoniem van een zekere Goedsche uit hetzelfde jaar 1868. In deze roman werd het voorgesteld alsof er elke honderd jaar een geheime bijeenkomst was op de oude Joodse begraafplaats van Praag waar de twaalf stammen van Israël, die verspreid over de wereld leefden, vertegenwoordigd waren en waar beraadslaagd werd over het te voeren beleid om de Joodse wereldheerschappij te bestendigen.
Sedert het geschrift als vervalsing was ontmaskerd, wekte het in de beschaafde wereld alleen nog de lachlust op. In Duitsland ging men echter, met name aan de universiteiten, gewoon door geloof te hechten aan de ‘protocollen’ als bron van informatie.