‘Hitler doet toch zijn best om de Vlaamse krijgsgevangenen eerder naar huis te sturen dan de Waalse. Hij ziet dus klaar in onze Vlaamse toestand, hij is op de hoogte dat we eeuwenlang uitgezogen geweest zijn.’
‘Hitler is met Göring in Ardooie geweest, in Langemark, in Ieper waar er nog een boerderijtje staat waar hij als soldaat gelegerd heeft in Veertien-Achttien en hij zei tegen de boerin die hem nog gekend heeft van in de tijd: “En, Madame, waar kan ik U plezier mee doen? ”
“Ach, meneer Hitler, mijn neef zit gevangen bij U en wij hebben hem zo wreed nodig voor den oogst. Zoudt U geen goed woordje voor hem kunnen doen?”
“Maar, Madame toch,” heeft hij gezegd, “als ’t maar dat is!”
En in ’t Duits begon hij direct orders te geven en ’t was geregeld. Dat is toch een ‘Heil Hitler’ waard.’