Het moet Nietzsche worden nagegeven dat hij een energieke, levendige stilist was, en je zou het enthousiasme van kunstenaars en intellectuelen misschien nog vergeven als dat bestond uit waardering voor zijn literaire panache en een ironische interpretatie van de manier waarop hij een manier van denken beschreef die ze zelf ook verwierpen. Helaas hadden velen van hen helemaal geen moeite met zijn manier van denken. Een verrassend groot aantal twintigste-eeuwse intellectuele en kunstenaars heeft gedweept met dictators, een syndroom dat de intellectuele historicus Mark Lilla tirannofilie noemt. Sommige tirannofielen waren marxist en hanteerden het aloude principe ‘Hij mag dan een klootzak zijn, hij is wel onze klootzak’. Veel anderen waren echter nietzscheaan. De beruchtste waren Martin Heidegger en de rechtshistoricus Carl Schmitt, die vurige aanhangers van het nazisme en Hitler waren. Sterker nog, het ontbrak geen autocraat uit de twintigste eeuw aan aanhangers onder de intelligentsia, ook Mussolini (Ezra Pound, Shaw, Yeats, Lewis), Lenin (Shaw, H.G. Wells), Stalin (Shaw, Sartre Beatrice en Sidney Webb, Bertold Brecht, W.E.B. Dubois, Pablo Picasso, Lilian Hellman), Mao (Sartre, Foucault) en Castro (Sartre, Graham Greene, Günter Grass, Norman Mailer, Harold Pinter, Susan Sontag) niet. Verscheidene keren hebben westerse intellectuelen ook de loftrompet gestoken over Ho Chi Minh, Muammar Kadhafi, Saddal Hoessein, Kim Il-sung, Pol Pot, Julius Nyrere, Slobodan Milosevic en Hugo Chavez.
Waarom zouden uitgerekend intellectuelen en kunstenaars flirten met moordzuchtige dictators? Je zou denken dat intellectuelen de eersten zijn die korte metten maken met machtsvoorwendselen en dat kunstenaars de eersten zijn om menselijke compassie te verspreiden. (Gelukkig hebben velen onder hen dat ook gedaan). Eén verklaring, die wordt geopperd door de socioloog Paul Hollander, is ‘beroepsnarcisme’. Misschien voelen intellectuelen en kunstenaars zich te weinig gewaardeerd in liberale democratieën, die de burgers in hun eigen behoeften laten voorzien binnen markten en burgerorganisaties. Dictators verwezenlijken van bovenaf theorieën in de praktijk en kennen intellectuelen een rol toe waarvan die het gevoel hebben dat die hun recht doet. Maar tirannofilie wordt ook gevoed door een nietzcheaanse minachting voor de gewone man, die zo ergerlijk oude rommel verkiest boven verfijnde kunst en cultuur, en door een bewondering voor de superman die de chaotische, onoverzichtelijke compromissen van de democratie ontstijgt en zo heroïsch een visie op de goede samenleving ontwikkelt.