Wat mijn oordeel over zijn persoonlijk gedrag betrof, waar Müller me stilzwijgend om vroeg, stipte ik twee mij bekende gevallen aan van Duitsers die zich tegenover ons heel wat moediger hadden gedragen dan waar hij aanspraak op maakte.
Ik gaf toe dat niet iedereen als held geboren wordt en dat een wereld waarin iedereen zo zou zijn als hij, dat wil zeggen fatsoenlijk en ongewapend, een draaglijke wereld zou zijn, maar zo’n wereld is ireëel. In de wereld bestaan de gewapenden, de gewapenden bouwen Auschwitz, en de fatsoenlijken en de ongewapenden bereiden hun de weg; daarom zijn alle Duitsers verantwoordelijk voor Auschwitz, of zelfs alle mensen, en daarom mag men na Auschwitz niet ongewapend meer zijn.