Nu de zesendertigurige, respectievelijk vierdaagse werkweek tot de algemeen aanvaarde mogelijkheden behoort, is het bijna niet meer voor te stellen welk een niet te onderschatten invloed de instelling van de sjabbat, de wekelijkse rustdag, op het maatschappelijke leven heeft gehad, niet alleen voor het Joodse volk, maar voor de hele westerse beschavingswereld. Ruim drieëndertig honderd jaar geleden krijgt een slavenvolk dat weliswaar fysiek, maar nog lang niet geestelijk bevrijd is van de Egyptische onderdrukking en uitbuiting van zijn God de opdracht één dag per week alle werk te laten rusten en die dag te ‘heiligen’, dat wil zeggen een aparte, verheven inhoud te geven. Een sociale omwenteling zonder weerga, volslagen onbekend in de toenmalige wereld.
Overgenomen door het christendom en verplaatst naar de zondag, ter onderscheiding van de ‘Joodse sjabbat‘ die op zaterdag valt, is dit wekelijks terugkerend fenomeen van werkonderbreking en heiliging aan zijn triomftocht door de wereld begonnen. Het begrip ‘zondagsrust’ of voor velen tegenwoordig simpelweg ‘vrije dag’ zou nimmer tot stand zijn gekomen zonder die geweldige gebeurtenis tijdens de tocht door de woestijn, waar Mozes op de berg Sinaï uit handen van God de Tora in ontvangst nam, met daarin opgenomen het gebod alle arbeid op de zevende dag te onderbreken om de sjabbat in acht te nemen en een speciale wijding te geven.