Zoals besproken bij Soekot behoort Pesach tot de drie voetfeesten die men zo mogelijk in Jeruzalem doorbracht en waarop dankoffers werden gebracht in de Tempel. Op 16 niesan, de tweede dag Pesach, was dat een dankoffer van één omer van de vroege gerstoogst, waarna men de oogst ten eigen bate mocht voortzetten. Een omer (letterlijk schoof) is een inhoudsmaat van circa 4.000 cc. Op dezelfde dag begon men en begint men sedertdien nog steeds met het aftellen van de vijftig dagen tussen Pesach en Sjawoe’ot (Wekenfeest), het feest waarop ten tijde van de Tempel een tarwe-offer gebracht werd. Deze telling wordt ter herinnering aan de offers Omer-telling of kortweg Omer genoemd.