Na mijn halfweg afgebroken studies rechten midden jaren ’70 drong mijn vader erop aan om een loopbaan te overwegen bij het leger. Ik kon volgens hem, omwille van mijn sportief profiel, best kiezen voor de para’s, tenzij ik voor de rijkswacht – indertijd de 4de macht binnen defensie – zou opteren, dat vond hij ook wel kunnen. In mijn besluiteloosheid ging ik de ingangstesten afleggen bij beide organismen, ik slaagde voor allebei. Uiteindelijk viel mijn keuze op de rijkswacht, achteraf bekeken zeer verrassend, want mijn hart trok me naar de para’s, de rijkswacht werd (slechts) de optie van het verstand. Met deze actuele conclusie: ik had toen blijkbaar nog niet zoveel verstand.

Volgende rare anekdote om te staven dat de para’s toch mijn voorbestemde biotoop waren geweest. In de eerste week dat ik ingelijfd was als rekruut bij de rijkswacht, kwam een patrouille van datzelfde korps bij ons thuis in Baalrode aanbellen met de vraag waarom ik me de dag voordien niet gemeld had bij het opleidingscentrum van de para’s, waar ik volgens de officiële documenten geregistreerd was als kandidaat-lid. Die twee gedarmen van de plaatselijke brigade gaven mijn vader te kennen dat ik sinds 24 uur geseind stond als “deserteur”, een ernstig misdrijf met eventuele gevangenisstraf als sanctie. Een misverstand van jewelste, maar mijn vader heeft toen hemel en aarde bewogen om uit te leggen dat er een administratieve vergissing moest gebeurd zijn, wat die twee brave wetsdienaars na verificatie bij hun commando in Brussel ook bevestigd zagen. Om maar te zeggen, die para’s hebben me zomaar niet losgelaten. Ik denk soms: hadden ze maar teruggehaald, want die rijkswacht van eind jaren ’70 leerde ik al snel kennen als een zatte bras- en barbarenbende, tegen het marginale aan.

Ter voorbereiding van mijn inlijving was ik al eens gaan praten met de baas van een brigade uit de streek, het was de man die aan het hoofd stond van de afdeling in het Hagelandse Kersbeek. Zijn commentaar was uitermate lovend, hij sloofde zich uit als een echte public relations agent voor het bedrijf waarvan hij deel uitmaakte. Hij wees me op de professionaliteit van het statuut, de vaste levenslange bediening, het goed pensioen en zeker ook de relatieve vrijheid die men in de kleinere brigades zoals de zijne had, de hogere directie voerde nauwelijks controle uit op hun werking, het was aangenaam vertoeven bij zo’n lokale dienst. Dat vertelde hij me allemaal heel gemoedelijk bij het nuttigen van… menig pintje, jawel meer dan een. Ik dronk uit beleefdheid dapper mee, bang dat ik hem zou mishagen, maar toch met enig innerlijk bezwaar. Was dit normaal: zoveel alcohol tijdens de diensturen?

Twee jaar nadien was deze brave man helemaal uitverteld, het zwijgen werd hem definitief opgelegd, hij werd oneervol verwijderd uit het korps. Volgend feit had zich voorgedaan: op het jaarlijkse bal van de burgemeester had hij zich zodanig bedronken dat men hem op zeker moment aan armen en benen had buitengesleept, om zijn roes te gaan uitslapen tussen de struiken, uit het oog van de aanwezige burgers. Toch had iemand deze zatte afgang van een brigadecommandant – mét voorbeeldfunctie – overgebriefd aan de politiek verantwoordelijke minister. De sanctie luidde: ontslag op staande voet, met totaal verlies van pensioenrechten enz.

Reeds voordien had ik grote ogen getrokken bij het functioneren van zo’n plaatselijke rijkswachtdienst. We gingen eens een pintje drinken na de wekelijkse voetbaltraining en maakten er aan de toog kennis met twee gendarmen die hun combi pal voor de open deur van het café geparkeerd hadden. Ten eerste stond dat voertuig daar in grove overtreding op het voetgangerspad, ten tweede hadden ze hun dienstradio zo luid aangezet dat wij de interne communicatie van hun dispatching minutieus konden volgen, met alle indiscreties van dien, en ten derde stelden wij vast dat die gasten der wet zonder verpinken het ene biertje na het andere consumeerden. Voor de sport hebben wij ze geteld: die dronken elk een dozijn Stella’s, twaalf stuks, terwijl ze steeds plezanter meetaterden met de andere cafégangers. Ik herinner me nog een paar uitlatingen van die halfdronken klabakken waarbij de privacy van meerdere inwoners van het dorp werd geschonden. Jawadde.

Maar ik wil ze niet allemaal over dezelfde alcoholische kam scheren, zo was er ook de immer bloednuchtere brigadecommandant van het naburige Lubbeek bij wie ik om info voor mijn loopbaan langsging. Wat een aimabel man was dat, die bestond blijkbaar enkel uit elegantie, hoffelijkheid en uiterlijke charme, precies een blitse filmacteur van aristocratische komaf die gendarme was geworden. Hij overdonderde mij met aanbevelingen om zeker bij de rijkswacht te komen, er was later misschien wel plaats voor mij in zijn brigade, graag dacht ik. Bij het afscheid grapte hij nog: zelfs moest ge nu toevallig in de het gevang terechtkomen, uw wedde loopt niettemin door, nergens anders is uw loon zo verankerd en verzekerd. Haha, lachte ik slapjes, maar de mop had een nogal wrange naklank bij mij.

Een paar jaar later las ik in de krant dat de brigadecommandant van Lubbeek was gearresteerd en in voorlopige hechtenis zat in de gevangenis. Hij werd beticht van frauduleuze handel in illegale wapens. Hij had blijkbaar een gans arsenaal in zijn bezit dat hij als verbale gladjanus en met misbruik van zijn gezagsfunctie bij de plaatselijke inwoners had buitgemaakt. Hij ging in eigen persoon overal het meest diverse wapentuig in beslag nemen en daar deed hij dan “zaakjes” mee op de “zwarte markt”. Zijn commerce stopte in de cel. Zijn loon liep misschien nog even door, maar niet meer toen hij werd ontslagen. De charmante charlatan had zich in de eigen voet geschoten, eigenlijk in beide tegelijk, hij had opeens geen been meer om op te staan. Weg was plots die constante werkzekerheid en die permanente wedde. Hij was het perfecte tegenvoorbeeld geweest.

Zelf ga ik niet geheel vrijuit, tijdens mijn opleiding en eerste stages heb ik ook wel flink gezondigd op het vlak van bier drinken, zeg maar zuipen tijdens de diensturen. Als rekruut was dat nog vrij ongevaarlijk, maar als stagiair was het uiteraard onverantwoord, het is zeker geen excuus dat de anciens ons niks anders leerden. Voor mij is er niettemin een moment van plotse inkeer gekomen, een ogenblik van glashelder inzicht dat alcohol op het werk bij de rijkswacht foute boel was. Het was op de avond van mijn tweede week stage bij de Leuvense brigade, ik was op dagpatrouille geweest met een iets oudere collega die ooit nog een jeugdkameraad was, hij vertrouwde mij… Was het daarom dat wij iets na de middag stopten bij een bakker in Heverlee om daar een ganse doos patékes op te pikken – gratis aanbod van die bakker, dat was daar traditie – die wij dan rustig gingen consumeren in het café om de hoek, overgoten niet met koffie maar met de nodige pinten bier.
Ik weet nog dat wij daar de rest van de dag zijn blijven zitten, op den duur meer dan halfzat aan de toog hangend, leuterende tegen jan en alleman, wat een treurig zicht moet dat niet geweest zijn. Ons kepi stond op den duur scheef op ons hoofd en zo zijn we tegen 19 uur terug binnengereden, gelukkig hadden we geen oproep gekregen of geen overste die ons – op onvaste voet – was tegengekomen op de binnenkoer van de kazerne. Maar diezelfde avond nog, na de beschamende ontnuchtering, heb ik tegen mezelf gezegd: stop, ik drink vanaf nu geen druppel alcohol meer tijdens mijn dienst. Zo is geschied, een ganse loopbaan lang, tot spijt van zoveel collega’s die me altijd weer wilden verleiden om het mee op een drinken te zetten. Ik vertikte het om deel te nemen aan deze benevelde nevenbedrijvigheid bij de rijkswacht.

Er is in loop van de jaren ‘90 dan zeer terecht een nultolerantie voor alcolholgebruik tijdens de diensturen uitgevaardigd door de rijkswachtoverheid, weliswaar rijkelijk laat. Want zovele carrières waren gebroken geweest door drankverslaving en alle ravages die daarmee gepaard gingen, waarvan huiselijk geweld tegenover vrouw en kind zeker niet de minste waren, hoogst oneerbaar toch voor mensen die als wetsdienaars betaald werden. Naar mijn bescheiden mening was het strakke en strict militaire karakter van deze eertijdse politiedienst daar niet vreemd aan, de slaafse kadaverdiscipline maakte slappe marionetten van de manschappen, enkel drank kon hun mannelijkheid terug naar boven halen, om er dan meteen weer in te verzuipen. Dat was een stomdronken en ladderzat geplaveid straatje zonder eind, een doodlopende weg. Ik geraakte op het nuchtere pad, ook buiten het werk, maar ik blijf me wel afvragen: hoe zou ik stand hebben gehouden bij de para-commando’s? Was mijn droogstaand karakter daarvoor sterk genoeg geweest? Het geldt nu echter als een luxe-probleem, ik moet het niet meer bewijzen, maar mijn troost en beloning is toch: bijna 4 decennia lang zonder alcohol.