Dit is het vervolg op het verhaal van woensdag 4/9, met een andere hoofdrolspeler, maar een even verbijsterend personage.
Deze keer geschiedt er geen transformatie van een zogezegd echte man naar een vrouwelijk wezen, maar hier speelt ten gronde het geweten mee. Iemand verandert nogal stiekem van wit in zwart en laat een zware donkerte achter bij mij. Voor de rest van mijn korte leven blijft er na dit voorval een lange en wrange nasmaak, de nostalgie naar die eerdere vredevolle tijd is beklad geworden.

Ik werkte met Peter samen op de dienst Private Veiligheid bij Binnenlandse Zaken, hij was criminoloog van opleiding en woonde bovendien als geboren getogen Leuvenaar vlak bij mij in de buurt. Zodoende kwam het dat wij mekaar meer dan eens buiten de werkuren op het lijf liepen, bij de bakker of de slager bijvoorbeeld. Ik kon op deze manier ook kennis maken met zijn echtgenote, een chique architecte met eigen bureau. Peter en zijn vrouw hadden twee kindjes, zij waren beiden mensen van het uitgesproken intellectuele type en stevig links gezind, wat echter geen hinder voor mij was om spontaan met hen om te gaan, zo dacht ik toch… in die eerste onverdachte tijden.

Op het werk waren wij niet meteen naaste collega’s, maar wij zagen mekaar wel dagelijks, een kort babbeltje tijdens de diensturen kon er steeds vanaf. Moest kunnen wat mij betrof. Maar Peter had niettemin één acuut probleem, hij ging niet graag alleen naar huis ’s avonds, hij verkoos steeds enig gezelschap op de metro, trein en bus, dat waren de openbare vervoersmiddelen die we beiden achtereenvolgens moesten nemen om van Brussel in Leuven te geraken. Ik daarentegen prefereerde om op mijn eentje huiswaarts te keren, zo kon ik wat dromen, fantaseren of een slaapje doen, dat waren kleine vormen van ontspanning om bij thuiskomst weer fris en fit te zijn. Ik was ook tijdens mijn avond- en nachturen een ondernemende jongen, en dan stoorde het me niet als iemand me gezelschap hield, ik heb het dan niet over Peter, eventueel over zijn architecte om met haar sexy aanwezigheid mijn interieur te verfraaien, mijn humeur zou er ook van opvrolijken, want die vrouw… sorry, ik wijk wat af.

U ziet misschien de sociale donderwolk al hangen, Peter drong zich min of meer op om samen met mij naar Leuven te sporen. Meestal was daar geen ontwijken aan, hij kwam soms strak getimed pal naast mijn bureel postvatten zodat ik hem bij einde dienst niet kon ontlopen.
Tot dan toe had ik me niet wezenlijk tegen die collega gekant, maar na de dagtaak nog een dik uur in iemands gezelschap moeten vertoeven, met praatjes over dienst-koetjes en werk-kalfjes, dat was zo mijn ding niet. Alhoewel hij dus intellectueel geschoold was, vond ik zijn conversatie eerder wat geleuter, zelfs effenaf gezaag en geneuzel in het wilde weg. Dat lag misschien ook aan mij, mijn kop stond in de vooravond nooit naar gesprekken die het werk nodeloos verlengden, we werden daar ook niet voor betaald. Dat dacht ik kwaad in (en op) mezelf, maar ik zei niks, ik zweeg vaak verbeten, maar Peter volhardde en reutelde met zijn laatste ademstoten door tot in Leuven. Nog de goeiendag aan uw schoon madam, zei ik luid en opgelucht bij het afscheid op ons thuisperron, maar dat vond hij precies niet grappig. Hij bleef maar uitweiden over zijn dossiers en dead lines, ik denk dat hij tegen zichzelf nog doorging tot aan zijn voordeur. Welkom schatjes, hier is vader het werkbeest, zoiets fantaseerde ik over zijn entrée bij zijn gezin. Ik zag zijn vrouw vanuit de verte dan zuchten en help mij zeggen (tegen mij uiteraard). Ach, ik was er dan weer voor een dag vanaf, en ’s ochtends was mijn eerste taak om hem te ontwijken aan de bushalte, enzovoort.

Ik werkte op een dienst waar wij regelmatig controles moesten doen van bewakingsagenten en portiers. Zo bezochten wij in de zomermaanden ook de vele muziekfestivals, waaronder Pukkelpop, Rock Werchter en Graspop. Dat laatste evenement was er eentje voor de “die hards”, de zware jongens en meisjes van de metalmuziek, maar zelden heb ik een organisatie meegemaakt waar alles zo correct en punctueel verliep. De verantwoordelijken én het publiek – ondanks hun stoere, soms afschrikwekkende uiterlijk – waren poeslief, haast iedereen bleek in orde met de geldende reglementeringen. Zodoende moesten er geen proces-verbalen worden opgesteld en hadden wij vrij spel om wat relax rond te lopen en zelfs een glas te drinken in afwachting van een eventuele interventie. Ik herinner me dat wij met een ploegje van zes waren, ik was de politieofficier van dienst, de anderen waren controleurs-ambtenaren, de meesten juridisch geschoold of criminoloog (zoals Peter, die er niet bij was). Ik weet nog dat één gespreksthema daar overheerste: het feestje diezelfde avond in Leuven. Ik kon niet volgen, ik wist van niks. Ik moest echter niet lang aandringen om te weten waarover het ging: collega Peter ging met zijn gezin verhuizen naar een gemeente in de Vlaamse Ardennen, naar het geboortedorp van zijn echtgenote, daarom gaf hij een uitgebreide afscheidsparty in een zaaltje vlak bij ons in de buurt te Leuven. Ik zat effe perplex, en mijn collega’s ter plekke nog meer, want ze waren er allen sowieso van uitgegaan dat ik uiteraard uitgenodigd was, zo dicht bij mijn deur, Peter was haast mijn buurman, en we spoorden samen bijna dagelijks etcetera. Noppes, ik was blijkbaar niet gewenst op die happening. Tot op heden een mysterie, of toch niet helemaal.

Want zoveel jaren later is mijn frank gevallen, dankzij een confidentiële bron, ik voldeed blijkbaar niet aan de selectiecriteria voor het feestje van Peter. Hij had enkel de collega’s geïnviteerd die tot de categorie “niveau A” behoorden, dat wil zeggen: de mensen met een universitair diploma. Ik was, vanuit mijn rang als commissaris, voor de overheid gelijkgesteld met die categorie, maar voor Peter woog ik strict formeel blijkbaar te licht. Ik mocht of moest enkel dienstdoen als gelegenheidsgezel (geforceerd, van mijn kant toch) en als gedwongen praatpaal voor hem tijdens zijn lege uren op het openbaar vervoer, maar ik behoorde privé niet tot zijn happy few compagnie die hem in Leuven mochten uitwuiven. Een ontnuchterende vaststelling, wat een koude douche, niet omdat ik een feestje had gemist, maar omdat ik op een verpletterende manier diende vast te stellen hoe mensen (van gulle linkse strekking) onbeschaamd in sociale categorieën van hoger en lager durfden te denken. Ik was korte tijd nadien dan ook oeverloos gelukkig toen Peter mutatie maakte naar een andere dienst.
Ik ben bewust niet naar de receptie op het werk geweest waar hij werd gefêteerd, ik heb aan sommigen gezegd waarom ik niet ging: omdat ik mijn eigen niveau verkoos, geen A of B of lager nog, maar als gewone mens vond ik mezelf volwaardig, evenwaardig met om het even wie, om te beginnen de poetsvrouwen, de werkmannen, de bodes, de bedienden, de kaders en de directieleden.
Ze waren allen gelijkwaardig voor mij, ik kon er pisnijdig van worden als er sociale discriminatie plaatsvond. Geen kastes of klassen!

Het bestaan is Peter daarna niet gunstig gezind geweest. Ik vernam dat hij opeens kanker had gekregen, even was zijn leven in gevaar, daarna kon hij verder met wat beperkingen. Maar er was nog meer, zijn vrouw geraakte in diezelfde periode onverwacht zwanger, dat bleek helemaal niet gepland, een accidentje, maar een ongeluk komt soms niet alleen: het was een tweeling. Daar waren ze helemaal niet op voorzien, noch met hun drukke werkschema’s, noch met hun te krappe behuizing, en tot overmaat van ramp: een van de borelingen bleek gehandicapt, weliswaar licht maar toch voor het leven. Peter was plots in helse scenario’s terechtgekomen, ik heb echter het contact niet hernomen, ik heb hem dus geen troost geboden. Was dit onterecht, te hard van mijn kant? Dat kan zijn, maar ik ben altijd die natrap blijven voelen die ik van hem had gekregen, ik moest precies in een lagere categorie spelen, ik kon enkel figureren als het in zijn kraam paste. De moraal is misschien dat tragedies en drama’s ons aller deel kunnen worden, daarin zijn we uiteindelijk zonder rang of stand: het lot lacht met hogere of lagere soorten en ons allerlaatste niveau is de democratische en definitieve degradatie in een gelijkaardige dood.