Ik heb in mijn leven de bedenkelijke eer gehad om een flink aantal kameraden, kennissen, familieleden en collega’s zien weg te vallen ten gevolge van zelfdoding. Het gaat om minstens een tiental mensen die ik van heel nabij heb gekend.
Plots stopte hun leven, inclusief hun pijn en lijden. Ze stapten er uit, lieten ons met vragen achter. Ik probeer geen antwoord te geven, ik registreer hier hun namen met een kort relaas, het is tegelijkertijd een eerbetoon, ik wil dat hun afgebroken verhaal even de orale geschiedenis overstijgt. Ik schrijf hen neer, in een graf van taal.
Ik kan niet anders dan aanvangen met Maggie, mijn vriendin vanaf 2010.
In 2011 werd zij ziek, eerst een niet fatale borstkanker, daarna een zware depressie die van heel kwaad naar zoveel erger ging. Haar aangeboren syndroom ‘borderline’ was natuurlijk geen bondgenoot. Zij sloop langzaam een tunnel in waar op den duur geen licht meer door kwam. Ik kon haar ook niet meer bereiken, de muur om haar heen leek niet te slopen. Een overdosis pillen deed dat wel, zij zeeg net niet levenloos neer. Er kwam nog redding maar haar hersens waren al te ver aangetast. Maggie was een plant geworden. Ze leeft nog steeds, maar weet het zelf niet meer.
Ik heb ze nog jaren bezocht in een instelling, tot men besloot haar te verhuizen. Haar familie en de medische overheid ordonneerden dat ik haar beter niet meer bezocht. Ik ben dus onwetend gebleven over haar nieuw verblijf. Sindsdien woont Maggie gewoon in mijn hart, ik bewaak haar nagedachtenis. Ik hoop dat ze het soms voelt, door dat droeve waas in haar hoofd, haar verminkte binnenkant. Ondanks haar verwondingen is ze voor mij nog altijd die schone vrouw, ze is getroffen, maar zonder zonde.
Net voor de wanhoopsdaad van Maggie sloeg mijn neef Willy de hand aan zichzelf. Hij was een jaar ouder dan ik, ingenieur bij een bedrijf, mooie man en goedlachs. Een harde werker ook, misschien té hard, want hij leed aan maagklachten, zijn hart sputterde wat tegen en ook de stress bezorgde hem slapeloze nachten. Hij keek reikhalzend uit naar zijn pensionnering, net voor zijn 60ste. Hij heeft de meet gehaald, installeerde zich relax op zijn thuisfront, had een buitenverblijf aan zee, een trouwe vrouw en ogenschijnlijk alles wat een man verlangen kan. En toch ging het nog mis. Willy haakte plotseling af, op een stille nacht, hij stapte voorgoed het donker in. Ik heb nog steeds het raden naar de reden.
Laat het maar een mysterie wezen, ik herdenk hem hier, in vrede.
Ook mijn collega Steve besloot destijds dat het genoeg was geweest, ondanks zijn prachtige job, zijn Italiaanse looks en een lief aan elke vinger. Steve maakte deel uit van de afdeling close protection bij het Koninklijk Hof, hij was occasioneel zelfs bodyguard van de Koning.
Het is meer dan één keer gebeurd dat Steve ging toeren op de moto in Zuid-Frankrijk met de koning in zijn spoor, of omgekeerd. Racen om ter eerst. Ook in de liefde ging het snel voor Steve, hij kon echt niet kiezen. Tot die éne schone vlam hem voorbijschoot, de femme fatale die zijn flank openscheurde. Ze vloog nog harder dan hij door het leven, ze deed hem alle kleuren van de regenboog zien. Steve ontspoorde van verliefdheid. Zij gedoogde hem, stootte hem af en trok hem aan, Steve hing aan haar jojo.
Tot hij finaal een ultimatum stelde, zij was halsstarrig, hij nam zijn wapen en beslechtte het spel. De liefde schoot er bij in, Steve lag verslagen dood.
Zo triestig allemaal, ik heb zijn kast nog mogen leegmaken, spullen gaan bezorgen aan zijn mama, hallucinante taferelen. Bij het afscheid in de kerk moest zijn directe chef een ingetogen woordje spreken. Die man blokkeerde voor het witte blad, de dood van Steve kleurde inktzwart voor zijn ogen. Ik heb zijn pen gepakt en de tekst neergekwakt. In tranen.
De story eindigt niet met de dood van Steve. Er was een noodlottig vervolg ter plekke. Ook die vermelde chef hield geen stand. Het gaat om de brave Norbert, een man die in de verkeerde functie zat te figureren, een job te hoog boven zijn kop. Hij moest verder mikken dan zijn boog kon schieten, het werk was helemaal buiten zijn bereik, overtrof zijn bescheiden aanleg. Norbert was ingoed, een keizachte kerel, maar zijn gevoel was niet bestand tegen de stoerdoenerij die veiligheidstaken soms vereisen. Eigenlijk had hij er lak aan, hij was in wezen een geboren boer, dat was ook zijn hobby, thuis op zijn veld in het Waalse achterland.
Op zekere dag hield Norbert het voor bekeken, hij trok zich terug in de toiletten op het werk. Een dof schot volgde. Daarna een lang bloedspoor, dat liet hij achter, en een smartelijke brief. Hij vroeg vergiffenis, aan zijn twee dochtertjes. Liefde had toch het laatste woord.
Ook mijn goeie collega Jacky kwam waarschijnlijk om door zelfdoding. Aanvankelijk was hij chauffeur bij het Hof, een vrij prestigieuze bediening. Daarna kreeg hij suikerziekte, een fameuze klap voor hem, hij was meteen chauffeur af en werd verwezen naar een administratieve functie. Dat deed hij nog schitterend, ik kan het weten. Wat ik hem ook vroeg, hij voerde het vlekkeloos uit. Onberispelijk in zijn werk, maar privé zat het wel tegen. Zijn flamboyante vrouw liet hem in de steek voor een collega.
Jacky leed pijn, was meer en meer afwezig, zocht zijn heil in drank en in pillen, eindigde soms in een instelling. Ik bezocht hem nog, een wrak. Op zekere nacht nam Jacky zijn wagen en reed pijlsnel rechtdoor. Hij was niet meer te stoppen, van verdriet en razernij, hij trapte ontzettend hard op het gaspedaal. Jacky wou dat ellendig leven achter zich laten. Een robuuste muur heeft hem hierbij geholpen. Alles spatte uiteen, zijn pijn stopte plots. Ik gedenk hem graag, mijn fidele maat, perfecte collega.
Jacky heeft een paar jaar samengewerkt met Adelin, zijn streekgenoot en eveneens Franstalig, ook een jongen die aan suikerziekte leed. Zij waren een sterk duo, ondanks hun beperking en het zetten van een spuit om de zoveel tijd. De ene hielp graag de andere, dat lukte wonderwel.
Maar Adelin was niettemin een eenzaat, hij leefde ook moederziel alleen, nergens omringd door vrienden of familie. Zijn collega’s waren zijn gezin. Op zekere dag is Adelin niet opgedaagd op het werk. Wij hadden schoon bellen naar hem, de telefoon werd niet opgenomen, hoogst ongewoon voor de plichtsbewuste collega. Indien hij ziek was geweest, zou hij zeker verwittigd hebben. Wij vreesden meteen het ergste. Dat klopte ook, Adelin werd levenloos aangetroffen in zijn appartement. De autopsie wees uit dat hij de laatste 24 uur geen spuit meer had gezet. Adelin was er rustig bij gaan liggen en had het leven langzaam laten wegebben. Erg voor ons, denkelijk niet voor hem, hij had alles gegeven, het was op. Arme jongen.
Dit trieste dodenlijstje wordt nog vervolgd, het plotse einde gaat voort…