Uit “De plaats die ik nooit heb verlaten” – Tobias Schiff (1925-1999)
/* Style Definitions */
table.MsoNormalTable
{mso-style-name:”Table Normal”;
mso-tstyle-rowband-size:0;
mso-tstyle-colband-size:0;
mso-style-noshow:yes;
mso-style-parent:””;
mso-padding-alt:0cm 5.4pt 0cm 5.4pt;
mso-para-margin:0cm;
mso-para-margin-bottom:.0001pt;
mso-pagination:widow-orphan;
font-size:10.0pt;
font-family:”Times New Roman”;
mso-ansi-language:#0400;
mso-fareast-language:#0400;
mso-bidi-language:#0400;}
wie ben ik
 een zandkorrel
 om te denken 
 dat God over mij waakt?
 een God die na de schepping zegt
 ‘nu is het uw beurt’
 met die God kan ik leven
 ik heb het overleefd
 de mensen zeggen
 ‘God bestaat omdat ik hier ben
 omdat ik van daar ben teruggekeerd’
 beledigen alle doden
voor mij is dat een onhoudbare belediging
 ik zeg hen
 ‘wie ben jij?
 heeft God je gered?
 en wat heeft hij met de anderen gedaan?’
 dat is mijn overtuiging
 ze is langzaam gegroeid
 in het vliegtuig dat me terugbracht uit Auschwitz
 vertelde een man
 dat zijn moeder uit de kampen is teruggekeerd
                 met en versterkt geloof
 en zijn vader ook
 wat valt daarover te zeggen?
 dat de overweging niet ver genoeg gaat
 ik bekritiseer hen niet omdat ze in God geloven
 maar als ik zeg
 ‘ik geloof in God
 omdat hij mij uit de kampen heeft laten terugkomen’
        dan beledig ik alle doden
allen
 je mag best gelovig zijn
 maar niet omdat God je heeft laten leven
 1.000 toevalligheden hebben je laten overleven
 1.000 toevalligheden
 als het mogelijk was kon je het toeval helpen
 dat heb ik proberen te doen
 en dat is me gelukt aangezien ik nu praat
 maar velen die beter zijn dan ik
 ik herhaal het
 de kinderen
zijn er niet meer
 als ik zou zeggen
 ‘God heeft me eruit laten komen’
 met welk doel zou hij mij dan gekozen hebben?
 om te gaan getuigen in de scholen?
 neen
 echt waar
 dat kan ik niet zeggen