Uit Knack 11 november 2015 – door Roderik SIX – deel 2
Is homoseksualiteit aangeboren? Zo ja, wat is daar het evolutionaire voordeel van? Filosofen Pieter Adriaens en Andreas De Block vergelijken in hun boek Born This Way het wetenschappelijk onderzoek naar homoseksualiteit.
3. Is homoseksualiteit een ziekte?
ADRIAENS: Dat is een gevaarlijke vraag. Dat ze al politiek incorrect aanvoelt, zegt veel over onze aanvaarding van homoseksualiteit – al is die maar heel recent. Homo’s zitten al heel lang in de verdomhoek, niet alleen maatschappelijk maar ook geneeskundig. Samen met andere zogenaamde perversies zoals pedofilie stond homoseksualiteit lang te boek als een ziekte. Er zijn nog altijd filosofen die beweren dat het inderdaad een ziekte is. Daarom niet meteen rechts-conservatieve filosofen, alles hangt af van je definitie van ‘ziekte’. Hoe vul je die term in? Afhankelijk van die definitie kun je de logica doordrijven, kun je de consequenties van je stelling tot het einde door redeneren. Die medische stempel hoeft niet denigrerend bedoeld te zijn: depressie een ziekte noemen, houdt geen moreel oordeel in. Integendeel, juist door depressie zo te duiden, roep je op tot begrip, maatschappelijke aanvaarding en indien nodige medische zorg en sociale uitkeringen. Het impliceert ook niet dat homoseksualiteit te behandelen valt.
En wat dan met de andere ‘perversies’ die in psychiatrische handboeken zoals de DSM V (hét standaardwerk van de psychiatrie, nvdr.) staan? Moeten we dan fetisjisme, sadomasochisme en voyeurisme ook niet schrappen? Hoever ga je met die demedicalisering? Dat zijn opnieuw moeilijke vragen. Wij argumenteren dat als je zegt dat homoseksualiteit geen ziekte is, je óók moet aanvaarden dat fetisjisme en pedoseksualiteit evenmin ziekten zijn.
Tot verbijstering van velen werd er ook effectief gestemd over het al dan niet behouden van homoseksualiteit als ziektebeeld in de DSM V. Dat druist in tegen ons wetenschapsgeloof. Wetenschap handelt toch in vaststaande feiten waar de democratie niet aan kan tornen? Toch werd er duchtig gelobbyd, en ging er heel wat debat aan vooraf. De wetenschap is dus niet zo standvastig als we denken. Ze hangt zeker samen met onze samenleving en onze sociale mores.
4. Is homofobie een ziekte?
ADRIAENS: Dat is natuurlijk een schitterende omkering. Eens de prohomolobby erin geslaagd was om de geaardheid uit de medische handboeken te halen, gingen er meteen stemmen op om homohaters te stigmatiseren. Koekje van eigen deeg. Dat is nog niet gelukt. Bij elke nieuwe versie van de DSM worden zulke voorstellen ingediend, maar voorlopig zonder resultaat. Gelukkig maar, denk ik dan. Er is sowieso een wildgroei aan ziektebeelden in de DSM V, en als je naar de term kijkt, is er weinig wetenschappelijk bewijsmateriaal om homofobie echt als een ziekte te zien. Een fobie suggereert angst, maar er is weinig analogie met bijvoorbeeld claustrofobie of arachnofobie, de vrees voor spinnen. Weinigen worden overvallen door panische angst omdat ze een homokoppel hand in hand over straat zien lopen. Er gaan meer emoties mee gepaard. Tegenstanders van het homohuwelijk of adoptie door homokoppels zullen zich uitputten in redeneringen – vaak gebruiken ze ten onrechte het natuurwetdenken – maar ten gronde gaat het vaak over walging. Eigenlijk willen ze gewoon zeggen: ‘Dat is vies.’ Een sterk argument is dat niet.
Ironisch genoeg bestaan er casussen van fervente tegenstanders die zelf homo bleken te zijn. De Amerikaanse Republikeinse senator Roy Asburn had er zijn levenswerk van gemaakt om homo’s te dwarsbomen in hun gelijkberechtiging, tot hij zelf betrapt werd toen hij uit een homobar kwam. Hoe vermakelijk ook, het is een uitzondering: bang zijn voor homo’s omdat je bang bent dat je er zelf één bent. Sociologen stellen wel vast dat ‘homonegativiteit’ de laatste jaren beduidend daalt, maar ik ben daar niet mateloos optimistisch over. Homohaat valt moeilijk uit te roeien, en ook al gaat het voorlopig om een immer kleinere minderheid, ik vrees dat homofobie makkelijk aangewakkerd kan worden. Omdat het net iets anders is, en omdat het met seksualiteit te maken heeft, en dat maakt de doorsneemens altijd onzeker. Filosoof Michel Foucault, zelf homoseksueel, heeft lang onderzoek gedaan naar die afkeer, maar een sluitende verklaring ontglipt ons vooralsnog. We zoeken naarstig verder.