Uit “Hitlers Frauen” van Guido Knopp (2001)
Pas in 1975 kwam Winifred Wagner op even treurige als ergerlijke wijze in het nieuws. Daartoe overgehaald door filmregisseur Hans Jürgen Seyberg en haar kleinzoon Gottfried Wagner, gaf ze een uitvoerig interview waarin ze van haar hardnekkige geloof in Hitler getuigde. Haar ‘vriendschap’ met ‘Wolf’, zo zei ze in de camera, zou ze ‘nimmer loochenen’. Tegen diens ongehoorde misdaden nam ze op gedenkwaardige wijze stelling: ‘Ik betreur die ten zeerste. Maar voor mijn persoonlijke relatie met hem maakt dat geen verschil. Dat deel van hem, laten we zeggen, dat mij bekend is, dat schat ik vandaag nog net zo in als vroeger. En die volkomen af te wijzen Hitler, die bestaat voor mij eigenlijk niet, omdat ik hem zo niet ken. Ik bedoel te zeggen dat mijn relatie met hem uitsluitend persoonlijk was.’
Het was een voorbeeld van verdringing, van een afschrikwekkende bazige naïviteit. Het irrationele onderscheid tussen de sympathieke privé-persoon Hitler en de duistere massamoordenaar, deze abstracte scheiding tussen Jekyll en Hyde, getuigde van een immorele, schuldige gedachtengang.