Ik ben een geboren en getogen Baalrodenaar, maar toch bracht ik een groot stuk van mijn jeugd door in het naburige Becquevoort. Daar woonde de familie van mijn vader, op de armetierige Heide, een weggestoken plek aan de marginale kant van het dorp.
Een bont allegaartje van randfiguren, keuterboerkes en verschoppelingen hokte er samen. Het leven was er wild en ongebonden, de zeden vrij los en soms behoorlijk driftig. Er werd zonder schroom gestroopt, gezopen en gevogeld. Onze pa kon er op tijd ontkomen en verwekte mij in het net veiliger oord Baalrode, waar ook zwaar werd gezondigd maar meer verdoken, dankzij de sociale controle van de kattenkoppen. De Becquevoortse Heide was openlijk oversekst en heidens. De mensen zochten de roes in de fles en daarna in de broek.
Ik ging er als jonge gast vaak op vakantie bij mijn oma Melanie. Zij had de goeie gewoonte van een waakzaam oogje in het zeil te houden als ik cowboy en indiaan met mezelf speelde in de wei. Want om het hoekje loerde Louisa, de wulpse buurvrouw die bovendien de schoonzus was van mijn grootmoeder. Louisa was onverzadigbaar, dat had ik stiekem opgevangen in een gesprek dat niet voor mijn oren bestemd was. Ik kende dat woord nog niet, maar omtrent zaad had ik wel vage ideeën. Buurvrouw was getrouwd met dikke Pros, de nonkel van mijn pa.
Van Pros heb ik vooral de anekdote onthouden dat hij ooit, goed zat zijnde, een Duitse scheper gevloerd had, letterlijk nog wel: bij de keel gepakt en tegen de grond gesmakt. Het viel voor in een bordeel op de nabijgelegen Diestsestesteenweg en Pros beweerde achteraf dat hij daar per ongeluk was binnengesukkeld. De hoerenmadam bleek malcontent met zijn vuil manieren en wou hem aan de deur zetten, geholpen door haar waakhond. Pros maakte er korte metten mee en sloeg het grommende beest gewoon buiten westen.
Dat waren zo de verwilderde zeden op de Becquevoortse Heide. Het was een volk dat het recht in eigen handen durfde nemen, daar ging men ook niet te biechten over. Baalrode was paapser, zonder schaamte.
Mijn oma was altijd bang dat ik in de warme klauwen van Louisa zou vallen. Ik vroeg misschien niet beter, want als haar tippelende silhouet langs de haag opdoemde, voelde ik de kriebels in mijn cowboybroek en werd de heetgebakerde indiaan in mij wakker.
Ik leek klaar voor de stiekeme dubbelrol. Pijl en boog waren opgespannen, mijn pistool al klaar om te schieten.
Maar helaas, dat wonder van de puberale erotiek heeft niet mogen geschieden.
Louisa kwam blijkbaar wel op ander plekken aan haar trekken, niet bij haar zatte Pros. Ze had vier kinderen waarvan minstens twee bewezen bastaards. Haar oudste dochter heette Céline, die leek als twee druppels water op den Dré, die drie huizen verder woonde en getrouwd was met de langbenige en rondborstige Madeleine, het begeerlijkste en geilste stuk van de Heide.
Toch moest den Dré nog kunnen scheefpoepen, een uit de hand gelopen hobby van een plezante sloeber (ongeletterd, maar snel in andermans bed). Later bleek Jefke, de jongste zoon van Louisa, haast het tweelingbroertje te zijn van Jaakske, het enig kind van Dré en Madeleine.
Hallo seg, goed geboerd van buurman Dré, zijn zaad bracht tenminste op. Er werd wat afgegniffeld op de Heide, maar een schande was het niet. Leven en laten leven, dacht dat soort volk, God schept de dag en wij vogelen ons erdoor. Helaas was ik te jong om mee op vogeljacht te mogen. Oma waakte nauwgezet over mijn kuisheid, de opwaaiende rokken van Louisa ruisten vruchteloos aan mij voorbij. Het bleef bij smachten en zuchten, pal (met mijn paaltje) tegen de tuin der lusten, de seksuele hemel bij die vrouw.
In de frivole strapatsen van buurvrouw Louisa met buurman Dré trad na verloop van jaren een trage en onverwachte kentering op, het verhaal bleek (genetisch) niet meer te kloppen. Jaakske leek wel op Jefke, maar evenzeer op overbuurman Celle. Hoe viel dat te ontraadselen, op het niveau van zaad(lozing)? Er zijn verschillende (informele) buurtcommissies aan te pas gekomen, er werden hete hypotheses gesteld en de meest hitsige analyses gepleegd. Na bijna een decennium palaberen – op ander plaatsen geldt zoiets als achterklap en roddel, op de Heide behoorde dat tot het ernstiger werk – luidde het onverbiddelijke verdict: den Dré is zwaar in het zak gezet, zijn heidens schone Madeleine is vreemd gegaan met hun kameraad Celle (zijn bijnaam was niet voor niks de felle). Jaakske bleek een bastaardkind. Het drong loodzwaar en beschamend door bij Dré, zijn reputatie was naar de kloten, de buurt had hem ontmaskerd als hoorndrager, lager kon je daar als gemarginaliseerde macho niet vallen. Daarom zocht onze eerder al meermaals bedrogen nonkel Pros zijn soelaas bij de hoeren. Die twee konden voortaan samen naar de rode lampkes-madammen op stap gaan.
Maar de aandachtige lezer zal nog even op zijn honger blijven, want hoe zat het dan met ons Jefke, ogenschijnlijk de tweelingbroer van Jaakske. Aha, zult u concluderen, den Dré droeg een tweede keer horens, ook zijn zwoele buurvrouw en minnares Louisa had hem bedrogen, weer met felle Celle? Dat was nog een completere afgang voor den Dré, in de café’s werd hij openlijk beschimpt en uitgelachen. Bedrogen door de schoonste vrouw van de Heide, zijn eigenste Madeleine, en ongenadig voor schut gezet door Louisa, zijn bloedgeile buurvrouw. Dré heeft zich daarna net niet doodgedronken.
De grote triomfator was dan de oppervogelaar Celle. Dat zult u denken en dat dacht ik aanvankelijk ook. Maar wat u niet kan weten en waar ik aanvankelijk geen rekening met hield, was het volgende: Celle had een iets jongere broer, onze Berre, eveneens als hij levenslang vrijgezel gebleven.
Berre was een stille gast, hij rookte noch dronk, hij verzorgde de beesten en bewerkte zijn veld. ’s Avonds deed hij een klapke, met jan en alleman. Hij ging langs bij Pros en Louisa, bij Dré en Madeleine, ook als de mannen van die vrouwen op café waren, meestal met zijn broer Celle erbij. Die laatste zijn bijnaam was wel de wildpoeper, maar zeg niet meer of Berre… had gevogeld voor twee.
Walschap zou het niet beter hebben gedaan. Puik stukje schreef proza, Omer.
Dank voor het mooie compliment, beste Frans!