Het levensverhaal van zuster Jeanne Devos en haar strijd voor de dienstmeisjes in India
‘Al heel snel na mijn aankomst in India werd ik geconfronteerd met een mengeling van toewijding aan mijn apostolische keuze en van toewijding aan de bevrijding van de armen uit hun onderdrukking. Het was zoeken naar een weg, in een soort vertrouwen dat die weg er moest zijn. Soms raakte dat overschaduwd door mijn eigen onzekerheid of tegenslagen, of door de kritiek van mensen die niet geloofden dat we ook maar iets zouden kunnen bereiken. Heel dikwijls was het een oefening in geduld. In het wachten, het vallen en opstaan, in “niet opgeven, niet toegeven en niet moe worden” kwam ik God op het spoor. Hij zat niet verborgen in grote dogma’s, maar in de realiteit van de armen. In hun lijden en in hun mens-zijn. Het Exodus-verhaal gaf mij richting, maar het leek alsof we de weg naar bevrijding nog moesten banen.
In het evangelie van Johannes zegt Jezus de bekende woorden: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.” Die woorden, samen met de goedheid en steun van ontelbare mensen, de kleine en grote wonderen die zich voltrekken, hebben in mij het vertrouwen geplant dat ik, wij, slechts een instrument zijn in een groter plan waarin de juiste weg al bestaat. Wie Jezus volgt, zal de Vader ontmoeten. De Weg bestaat al, wij moeten hem niet zoeken, maar ons bereid tonen de Weg te volgen.
In Merkstenen van Dag Hammarskjöld, Secretaris-generaal van de VN van 1953 tot 1961, herken ik eenzelfde overgave: “Onmerkbaar worden onze vingers zo geleid dat er een patroon ontstaat als de draad in het weefsel geslagen wordt. Iemand legde de spoel in je handen. Iemand had de draden geordend.” Mijn leven met en voor de huisarbeidsters kan ik enkel zien als een toevoeging aan een groter geheel. Het zijn niet wij die de weg zoeken. Het is alsof de Weg ons zocht.’