Aan het volk lag het niet. Het had mannen van format voortgebracht. Het bestond uit sterke, hardwerkende, kundige mensen. Maar de beschaving was nog jong. Het was niet moeilijk om misbruik te maken van naïveteit en blind idealisme, en om primitieve driften aan te wakkeren, zodat de oerinstincten door het dunne laagje beschaving heen zouden breken. Dat was wat er gebeurde. Van buitenaf zag het land er nog uit als altijd. De trams en de auto’s reden; de winkels, de restaurants, de theaters, allemaal gingen ze, deels gedwongen, voort met hun bedrijvigheid. De kranten hadden nog dezelfde koppen en werden in hetzelfde lettertype gedrukt. Maar innerlijk raakte het land in de verloedering en zonk met de dag dieper weg. Grofheid en leugen vraten het aan. Het leven stonk naar slechte schmink.