Passage uit “Een verhaal van liefde en duisternis” (Amos OZ)
En vervolgens, zijn ogen weer blauw en vrolijk glimlachend, formuleerde hij met zijn trage, warme stem in heldere woorden, in een rijk en beeldend Jiddisj, wat Jean-Paul Sartre pas een paar jaar later zou ontdekken: ‘Maar wat is de hel? Wat is het paradijs? Het zit toch allemaal alleen maar van binnen. In huis. Zowel de hel als de hemel kun je vinden in elke kamer. Achter elke deur. Onder elke tweepersoonsdeken. Het zit zo: een beetje boosaardigheid, en de mensen zijn de hel voor elkaar. Een beetje medelijden, een beetje ruimhartigheid, en de mensen zijn het paradijs voor mekaar.