Wij waren niet gewoon omdat we honger hadden. Onze honger van toen had niets gemeen met het bekende (en niet geheel onplezierige) gevoel van wie een maaltijd heeft overgeslagen en er zeker van is dat de volgende maaltijd hem wacht; het was een nood, een behoefte, een hunkering die nu al een jaar lang onze vaste metgezel was, die diepreikende, taaie wortels in ons had geschoten, in alle vezels van ons lichaam leefde en ons gedrag beheerste. Eten, aan eten komen, was onze eerste zorg, waarachter op grote afstand alle andere overlevingsproblemen volgden en nog veel verder weg de herinnering aan huis en zelfs de angst voor de dood.