Monnets leidende principe was daarbij, zoals hij het noemde, la solidartité de fait, de solidariteit van de werkelijkheid. Niet gevoelens van vriendschap scheppen een gemeenschap, zo schreef hij in zijn Mémoires, maar omgekeerd: het gemeenschappelijk samenwerken schept de vriendschap. Er bestaat geen solidariteit zonder verantwoordelijkheid, maar in de internationale verhoudingen wordt verantwoordelijkheid pas gerealiseerd als die ook wordt vastgelegd in regels en instituten. Voor Monnet stond de mens centraal, niet de natie. De menselijke natuur is niet te veranderen, maar wel kun je het menselijk gedrag veranderen door het scheppen van een nieuwe context. Zet een mens binnen andere regels en andere denkkaders, en hij gaat zich anders gedragen.
Deze benadering was een totale breuk met de klassieke onderhandelingstraditie tussen de staten. Bij de oprichting van Monnets EGKS stonden zes Europese staten een deel van hun soevereiniteit permanent af aan een supranationale instelling, voor het eerst in de geschiedenis.