Het evenwicht tussen ratio en intuïtie is bij ons zoek, de Cartesiaanse methodedrift verlamt onze verbeelding. Dat heeft ook te maken met resten van een monotheïstisch wereldbeeld, en het geobsedeerd zoeken naar die ene totaalformule. Ten tweede is ons dialectisch instinct afgebot door de alomtegenwoordige zichtbaarheidscultuur, waardoor we, bizar genoeg, zelfs geen olifant meer in de kamer zien. Het ‘zweven’ is iets dat we alleen voor kunstenaars reserveren, of voor junkies, terwijl je blijkbaar ook naar de maan kunt zweven, letterlijk.