Joodse uitvinder van ‘Antwerpse handjes’ geëerd met een gedenkplaat (uit Brabosh 31/1)

Op donderdagochtend 30 januari 2020 werd Jos Hakker, de uitvinder van het koekje ‘Antwerps Handje‘ geëerd met een herdenkingsplaat op de gevel van zijn huis in de Provinciestraat nr 179 te Antwerpen in aanwezigheid van schepen voor Middenstand, Claude Marinower (Open VLD) en Samuel Markowitz (CD&V), schepen van het District Antwerpen.

Het Antwerpse Handje is al even populair in binnen- én buitenland als de Antwerpse kathedraal, het Bolleke Keuning (De Coninck-bier) en een fris likeurtje van Elixir d’Anvers. Het droge koekje met amandelschilfers wordt nog altijd erg gesmaakt en het ontstond in 1934 als culinair cadeau voor de stad Antwerpen.

In 1934 organiseerde de Antwerpse banketbakkersvereniging op initiatief van Jos Hakker een wedstrijd om Antwerpen een culinaire specialiteit te schenken. Jos Hakker nam zelf ook deel en het toeval wil dat hij zelf won met het intussen bekende “Antwerpse Handje”.

Dat koekje in de vorm van een handje verwijst naar de legende van de reus Antigoon en Brabo. Antigoon eiste van alle op de Schelde varende schippers een zware tol, wie niet kon of weigerde te betalen werd de hand afgehakt. Brabo, ging de strijd aan met Antigoon en hakte de reus’ hand af en gooide die in de Schelde, vandaar “hand-werpen”.

Antwerpse Handjes, de beste koekskes van ’t Stad!!

Jos Hakker was echter geen Sinjoor; hij was geboren in Amsterdam op 28 mei 1887. Na het overlijden van zijn vader in 1889 werden de kinderen in een weeshuis ondergebracht en daar groeide Jos op met zijn twee broers. Daar werd besloten om Jos een opleiding pasteibakker te geven.

Eenmaal afgestudeerd, verhuisde Jos naar Antwerpen waar verre familie woonde, die er een bakkerij had: Simons-Kahn. Hij kon er meewerken in de zaak en ontmoette er ook zijn toekomstige vrouw Rachel Simons, die uit Nederland op familiebezoek kwam in Antwerpen. Het was een coup de foudre: het koppel trouwde, kreeg één zoon – Simon Hakker – en opende een eigen banketbakkerij in de Provinciestraat.

Gedenkplaat onthuld in de Provinciestraat, Antwerpen

Jodenregister
Bij het uitbreken van de oorlog liet Jos Hakker zichzelf en zijn familie in het Jodenregister registreren, zoals verplicht was door de anti-Joodse verordening van 28 oktober 1940. Jos Hakker was getuige van de eerste grote razzia in Antwerpen in de nacht van 15 op 16 augustus 1942.

Zijn echtgenote, die toen zeer ziek was, werd op 16 augustus in het ziekenhuis opgenomen. Door deze razzia’s van de zomer van 1942 werd het hem duidelijk dat het levensgevaar steeds groter werd. Na het overlijden van zijn geliefde vrouw besliste hij Antwerpen te ontvluchten. Hij zou clandestien naar Zwitserland vluchten.

Maar zijn contactpersonen waren in feite collaborateurs van het Devisenschutzkommando. Hij moest vijfenveertig duizend Belgische frank betalen voor de reis, maar werd verraden en gearresteerd. Na twee weken opsluiting in de gevangenis van de Begijnenstraat in Antwerpen werd Jos ten slotte op 13 november in de Dossinkazerne afgeleverd.

Ontsnapping
Gedetineerd in de Dossin kazerne, wordt Jos Hakker de kroniekschrijver van het kamp. Hij beschrijft alle feiten zeer nauwkeurig. Zijn geschriften over de kazerne Dossin zijn één van de eerste en zeldzame getuigenverslagen over het verzamelkamp.

Op 15 januari 1943 vertrok vanuit de Dossinkazerne transport XVIII samen met transport XIX. Dit is het eerste konvooi sinds de aankomst van Jos Hakker en het eerste konvooi van het jaar 1943. Geregistreerd als nummer 247 bevond Jos zich aan boord van de deportatietrein richting Auschwitz-Birkenau, samen met 1623 andere mensen.

In totaal komen 1557 gedeporteerden op hun bestemming aan. Zevenenzestig van hen konden uit de derde klasse-wagon springen. Veertig van hen, onder wie Jos Hakker, zullen nooit meer worden opgepakt door de nazi’s. Zij ontsnappen definitief aan deportatie. Het woord évadé [ontsnapt] is na de oorlog met de hand toegevoegd bij zijn naam op de deportatielijst.

Onmiddellijk na zijn ontsnapping begint Jos Hakker met het documenteren van wat hij gezien en meegemaakt heeft, niet alleen in de Dossinkazerne, maar ook wat daaraan voorafging. Hij schrijft over de Antwerpse pogrom van april 1941, de razzia van 15 augustus 1942, de woekerprijzen om een “passeur” te betalen, het verraad, de arrestatie, de gevangenis in de Begijnenstraat, zijn zelfmoordpoging in de gevangenis en het overbrengen naar Kazerne Dossin.

Zijn publicatie schetst het leven in de kazerne, inclusief het overbrengen per trein in derde-klasse wagons om luizen en ander ongedierte weg te krijgen in het quarantaine-bad in de Rigastraat in Antwerpen om daarna met verhuiswagen terug naar Mechelen gebracht te worden.

Plaatje hierboven: Het Monument national à la résistance (Verzetsmonument in het Parc d’Avroy in Liège/Luik, Wallonnië) [beeldbron: Féderation Wallonnie]]

In het Verzet
Na zijn ontsnapping sluit Jos Hakker zich aan bij het Luikse verzet en hij stuurde naar een kaartje naar Petrus Bolotine, een gemengd gehuwde Belgisch joodse ingenieur. Deze medegedetineerde, toen nog steeds opgesloten in de Dossinkazerne, bezorgde hem wat geld om hem te helpen bij zijn ontsnapping.

Jos Hakker tekende de postkaart met volgende naam en adres: “Jos De Springer, rue de la Liberté, Liège”. De eerste teksten over de Dossinkazerne verschenen tussen juli 1943 en januari 1944 in Le Coq Victorieux, een Luiks sluikblad.

Na de oorlog vindt Jos Hakker zijn zoon Simon terug. Simon Hakker was erin geslaagd om via Frankrijk naar Zwitserland te vluchten. Zo ontsnapte hij aan de deportatie. Samen heropenden ze op 17 september 1945 hun bakkerij van de Provinciestraat.

Op 7 september 1944 publiceerde Jos Hakker zijn boekje,
De Geheimzinnige Kazerne Dossin – Deportatiekamp der Joden”:


Een reactie achterlaten