Ik heb gezegd: het land van de Joden. Het land van de Joden kon nergens anders ontstaan en bestaan dan op deze plek. Niet in Oeganda en niet in Ararat en niet in Birobidzjan. Omdat dit de plek is waarop de Joden in alle generaties hun blik hebben gericht. En omdat de Joden naar geen enkel ander stukje land gestroomd zouden zijn om er een Joods land te stichten. In deze kwestie leg ik mezelf een strenge, wrede scheiding op tussen de innerlijke beweegredenen van de zionistische immigranten en de rechtvaardiging jegens anderen. De hunkeringen in alle generaties zijn de beweegredenen, maar vormen geen rechtvaardiging. Het staatkundige zionisme heeft politiek, territoriaal gebruik gemaakt van religieus-messiaanse verlangens. En terecht. Maar onze rechtvaardiging jegens de Arabische inwoners van het land kan niet gebaseerd worden op de verlangens in alle generaties: wat hebben zij met onze verlangens te maken? De zionistische onderneming heeft geen andere objectieve rechtvaardiging dan het recht van de drenkeling die zich vastklampt aan de enige strohalm die hij kon grijpen om zich te redden. En dat is genoeg. (Hier moet ik vooruitlopen op een kwestie waar ik nog op terugkom: er gaapt een enorm moreel verschil tussen de drenkeling die zich aan de strohalm vastklampt en – ook al is het met geweld – de anderen die op de strohalm zitten opzij duwt, en de drenkeling die die de strohalm verovert en de anderen in het water gooit. Dat is het morele argument achter onze principiële, telkens weer herhaalde instemming met de verdeling van het land. Dat is het verschil tussen de judaïsering van Jaffa en Ramle en de judaïsering van Nabloes en Ramallah.)

Een reactie achterlaten