Roselin LEWIN: Op een dag zat ik met mama op een tram. Recht tegenover ons kwam een pastoor zitten. Ik kende de stad niet, noch het openbaar vervoer en nog minder de kleding van een geestelijke. Ik bekeek nieuwsgierig zijn hoofddeksel met brede rand, dat leek op de hoed van de dame op een pakje Belga-sigaretten, zijn soutane die voor mij een jurk was, zijn mannenschoenen daaronder. En ik riep: ‘Zeg mama, is die meneer een vrouw?’ Iedereen giechelde het uit, maar zijn woedende blik deed alle geluid verstommen. En in de ijzige stilte die volgde, vroeg hij zich luidop af of er nu nog altijd Joden waren. Mama werd rood en bij de volgende halte stapten wij uit…