Ik heb op de federale overheidsdienst waar ik meer dan 10 jaar als verbindingsofficier was afgedeeld fantastisch goeie collega’s onder de ambtenaren gehad. Meer dan bij de rijkswacht of federale politie vond ik er mijn plek, dat zegt misschien meer over mij dan over die twee politiediensten: ik beschikte niet over het gepaste profiel om mijn weg op een vlekkeloze manier te maken binnen een politiebestel, de ambtelijke burgerwereld lag mij zoveel beter, ik deed er mijn moraliteits- en veiligheidsonderzoeken vanachter mijn bureau, dat was mijn perfecte biotoop. Onder die medewerkers daar bevond er zich een zekere Wannes, een leeftijdsgenoot van mij en een geniaal begaafd jurist. Die man was met de allergrootste onderscheiding afgestudeerd aan de universiteit, een schitterende carrière lag op hem te wachten, maar toch ging het snel mis met de man. Hoe extreem getalenteerd hij op het theoretische vlak ook was, zijn fabelachtige juridische kennis kon hij niet omzetten in praktische toepassingen, het genie bleek een knoeier op de werkvloer. Wannes kon onmogelijk het directe verband leggen tussen vigerende wetgeving en een concreet geval uit de alledaagse mensenwereld. Hij oreerde steeds maar door in het ijle, raakte geen enkele grond met zijn (op papier) excellente theorieën. Om kort te gaan, na vele vruchteloze omzwervingen was hij bij ons terechtgekomen om eenvoudig bediendenwerk te verrichten, weliswaar met de wedde van… directeur-generaal, daar had hij recht op volgens zijn uitzonderlijk hoge academische graad. Wannes was zich terdege bewust van deze professionele blamage, maar hij trachtte dat tegen te gaan met komedie en theater te spelen: op zijn bureau stapelde hij metershoog de dossiers op, hij nam zelfs heel ostentatief nog werk mee naar huis, maar zijn overacting was van die aard dat hij het soms begaf: dan sukkelde hij in slaap achter zijn computer en deed hij verdoken dutjes die makkelijk een half uur konden duren, zelfs meerdere keren per dag. Maar niemand stoorde hem, men liet hem in zijn waarde van… briljante mislukkeling. Ik had een vrij goed contact met Wannes, hij kwam graag stoer doen bij mij over zijn zogezegde krachttoeren en spitsvondige oplossingen in casussen die enkel door zijn superintelligente brein konden beslecht worden, tja, ik hoorde tegelijkertijd zijn verpletterend autistisch onvermogen, want die man struikelde echt over elk punt en elke komma. Wannes was een hopeloos geval, ik had compassie met die toch wat gekke vent.
Tot die dramatische en intrieste dag van 22 maart 2016: de jihadistische bomaanslagen op de luchthaven van Zaventem en op het metrostation van Maalbeek (op wandelafstand van ons werk). Wij zaten als aan de grond genageld, sprakeloos en met stomheid geslagen: het grote Kwaad van het weerzinwekkend gewelddadige moslimfundamentalisme was tot pal bij ons geraakt, dit was een oorlogszuchtige daad van het islamisme, hier had de wrede lievende islam zich moorddadig gericht tegen onschuldige burgers, een lagere en laffere daad bestond toch niet. Om mijn droefheid, woede en totale onmacht te verwoorden zei ik met een bijtende ironie tegen de langskomende Wannes: het zal weer de schuld van de Joden zijn zeker… waarop Wannes: dat zou wel eens het geval kunnen zijn, jawel. Ik keek hem met scherpe blik aan en antwoordde (alles behalve vriendelijk): zijt gij nu echt zo dom of denkt ge gewoon interessant te zijn met deze wereldvreemde suggestie? Toen bliksemden zijn ogen, zijn mond verstrakte, hij werd lijkbleek en op stijve benen maakte hij rechtsomkeer. Ik had de onversneden hoon en haat gezien in het slappe gezicht van een ziekelijk zwakke man die betrapt was op complete onzin. Dit heeft hij me nooit vergeven, hij is me vanaf die dag blijven ontwijken, het was alsof ik hem definitief ontmaskerd had, zijn plaatje van compleet impotente intellectueel was doorprikt geweest. Uiteindelijk was hij slechts een platte populist, weliswaar met een fabelachtig IQ, maar in het dagelijks leven een drenkeling die spartelde om het hoofd boven water te houden, want het ontbrak hem aan elke vorm van realiteitszin, aan elementaire wijsheid vooral. Maar ik heb mijn reactie wel mogen uitzweten op die werkplek, een paar woeste linkie-winkies bij de directie hebben mij nadien een wraakhak willen zetten, ik had die “arme” Wannes te hard aangepakt, hij was
al zo kwetsbaar en dan nog zulke kletsen krijgen van mij, zelfs een nekslag en blablabla… geen woord van troost echter voor gelijk welke Jood die niemand had vermoord, enzovoort. De moraal van het verhaal klonk volgens mij als volgt: wie sterk en zeker rechtvaardig wil zijn, staat voor hij het weet alleen. Enfin, niet getreurd, ik heb die reuzel rode keffers daar moeiteloos van mij afgeschud, trots en fierheid zijn nooit goeiekoop, maar ik betaal er graag een zware prijs voor, uiteindelijk is het onze laatste en grootste rijkdom.
Een paar weken geleden maakten Nathalie en ik hetzelfde ijzingwekkende fenomeen mee, maar dan een beetje in de omgekeerde wereld: die van (met alle respect) het lagere werkvolk. Wij attraperen in de cafetaria van kliniek Gasthuisberg een kassierster op een flagrante rekenfout in ons nadeel, wij wijzen haar daar beleefd op: zij reageert (plots betrapt) nogal heftig, ontkent ferm en… bekent even later toch: maar, sorry, zij kan dat niet herstellen, het systeem laat dat niet toe. Wij zijn lichtjes verbijsterd, maar willen geen hetze ontketenen omwille van een paar euro’s. Luttele dagen nadien gaat een andere kassierster in de fout, zij maakt een slechte optelsom bij de verrekening van onze gerechten, wij protesteren deze keer iets feller, maar dat kassa-scharminkel zet de hakken in het zand: om zich te redden bedenkt zij een erg creatieve interpretatie van het reglement… dat nergens uithangt in de cafetaria ter kennisgeving aan het publiek. Wij roepen er een verantwoordelijk (v) bij en deze verklaart niet op de hoogte te zijn van datzelfde reglement, maar toch zien wij een lichte argwaan van deze laatste tegenover ons. Twee dagen later passeren wij bij dezelfde kassierster en met een lachend (lekker) venijnig gezicht deelt ze ons mee dat de regels wéér verstrengd zijn: wij moeten nu nóg meer betalen dan de vorige keer toen zij de nieuwe regelgeving eigenhandig had bedacht, want ze hadden ondertussen een vergadering met het personeel gehad en er was een (vergeten) reglementering teruggevonden die ze eigenlijk feitelijk gedurende meer dan drie jaar niet meer hadden toegepast, maar die plots toch van kracht was geworden.
Om u het concrete voorbeeld te schetsen, ik vind dit echt niet uit: een maaltijd met drie (3) mini Luikse balletjes, een (kinder)portie puree en een hoopje konijnenvoer (wortelen en sla) kost nu opeens… 14 euro, zijnde een instant opslag van 35 procent. Het spijt me, zegt de aangesnelde chef van de zaak, maar de regels zijn de regels… geworden. Nathalie en ik voelen ons op dat moment als de Joden van dat cafetaria, alle middelen lijken opeens goed om ons te kapittelen, men slaat eerst langs achter en dan langs voor met een bestraffende stok op ons. Het is waarschijnlijk zoals mijn echtgenote zegt: wij zijn te vriendelijk geweest, te voorkomend tegenover iedereen, te proper gewassen en te netjes in de kleren. Op zwakkere mensen komt zoiets ten lange leste als bedreigend over, ze ervaren dat als een sterkte die ze vanuit hun slappe persoonlijkheid niet aankunnen, terwijl wij op die plek steeds gewoon ons eigenste zelf zijn geweest.
Ter info, het personeel van Gasthuisberg betaalt in diezelfde cafetaria maximaal 4 euro voor een warme maaltijd, daar hebben wij uiteraard geen kritiek op. Wij maken er als externe bezoekers hooguit 5% procent uit van hun cliënteel, maar vandaar ook die mogelijkheid tot rekenkundige willekeur tegenover ons. Dus beste lezers, let (desgevallend) op uw centjes daar aan die kassa, tel minutieus uw rekening na, en bij betwisting: vraag naar de exacte prijslijst die… wettelijk verplicht (voor inzage) moet uithangen.
Wij hebben diezelfde dag nog besloten om weg te blijven van die plaats waar men de verzamelde kleinheid inzet om oprechte wellevendheid te tacklen. Het respect en de vriendelijkheid dat wij die mensen betoond hebben, lijkt verloren moeite geweest te zijn. We stelden vast dat één of twee enkelingen vanuit hun afzichtelijke lelijkheid een ganse meute grijze en zogezegd neutrale mensen kunnen meekrijgen naar een vijandige overkant. Dat zijn de nieuwe tijden, wie wil excelleren loopt nu gevaar, want het gepeupel staat overal klaar om oorlogsambras te maken, dat gaat van mislukte intellectuelen (zoals onnozele Wannes) tot volkse marginalen aan een kassa. De verleiding wordt soms erg groot om terug te pleiten voor een klassenmaatschappij, want dit soort achterbakse democratie riskeert totalitair door te slaan. De formeel zwakke en de moreel lelijke mensen lijken wel de nieuwe heiligen te zijn, een onaantastbare kaste. Wie er nog gecultiveerd en beschaafd wil bovenuit steken, wordt rapper gehoond en gehaat.
Het eigentijdse jodendom is onder ons, de jacht werd geopend verklaard, maar helaas voor hen (in casu zij die ons achtervolgen):
wij blijven – hart op hart – ontsnappen, schoon toch.
