Tot begin jaren ’70 kenden we maar twee soorten feest in onze dorpsgemeenschap, dat was met de jaarlijkse kermis en ter gelegenheid van de plechtige communies. Dan dosten ganser families zich uit in hun schoonste kleren, ons ma liet zich speciaal opkappen bij de coiffeuse, onze pa millimeterde zijn soldatenkop nog gladder met de tondeuse en ik pruttelde tegen met mijn puberhoofd, want ik spaarde voor een hippiekapsel, mét een strakke middenmeet. Die voorbereidingen verliepen niet overal even vlot en vredevol, er werd nogal wat afgeschrobd om ons netjes voor de dag te laten komen, kletsen en kloppen waren niet uit den boze, gelukkig waren er pastoor en kerk die voor ons allen redding boden. Want als de grote kuis gedaan was, ging het volk te biechten omwille van een gluiperige gewoonte, alle zonden werden vergeven, met inbegrip van de welig tierende… onkuisheid.
Met een propere ziel konden we dan zwoel van vooraf aan beginnen. Joepie, dacht ik… als ik enkele voor die tijd extreem sexy tantes zag toekomen, geflankeerd door nonkels die een prille Hollywood-look vertoonden. Jawel, de erotiek bestond reeds.

Het meest blitse paar was Tienne & Julienne, die laatste (vlam) was aangetrouwde familie langs vaderskant. Dit flamboyante koppel kwam als perfect ogende man en vrouw precies uit een exclusief modeblad gestapt, of rechtstreeks van de catwalk gewandeld, om even bij ons hun opwachting te maken Tegendraadser kon echt niet, zó onvolks, maar als schouwspel kon het wel tellen. Ik keek mijn ogen uit mijn kop, ik zat te genieten met open mond en met kriebels vanuit mijn middenrif naar mijn knieën. Ik voelde mijn eigen pril en nietig persoontje ook belangrijker worden, het was alsof ik plots een figurantenrol kreeg in een frivool-romantische film. Ik zag mezelf het vriendje van de aanminnelijke Nelly vertolken, dat was het dochtertje van de filmsterren Tienne & Julienne, ze was hups geminirokt en lonkte wulps met haar tienertietjes. Het gebeurde eens dat Nelly naast mij aan de feesttafel kwam zitten, geen hap heb ik toen naar binnengekregen, ik zag rood tot achter mijn oren en tot in mijn haar, ik stootte zelfs mijn glas limonade om. Nelly bette de natte plekken met haar meisjeszakdoek, ik werd bedwelmd door een frisse walm van eau-de-cologne, de reden waarom ik geen bedankje kreeg geformuleerd. Was het daarom dat mijn tafelgenote meer belangstelling had voor mijn francofone neef Antoine, die was 18 en reed met een brommer. Het stelde me wel gerust dat die onbereikbaar (voor Nelly) ergens ver in het Walenland woonde.

Omdat ik meestal noodgedwongen sprakeloos en nogal onnozel aanwezig was op zulke feesten – mijn verlegenheid was toen nog niet behandeld en genezen door erotische handelingen op mezelf en met anderen – had ik zeeën van tijd om ongestoord naar de grote mensen te kijken. Daarmee bedoel ik, naast doofstom staren naar dochter Nelly, inwendig kwijlen en geilen op het ouderpaar Tienne en Julienne. Deze laatste was de perfecte mix van Marylin Monroe en Brigitte Bardot, maar met nog langer benen en met nog voller boezem dan die twee onwezenlijk sexy supersterren. Julienne droeg gewoon de zwoele schoonheid in haar persoon, als zij chique en galant bij ons binnenkwam, was de toon direct gezet: elke man dacht aan seks. Ik deed gretig en onwetend mee, als de jongen die zijn latere roeping al in zijn korte broekje voelde. Ik wou mannelijk knap worden zoals die onweerstaanbare Tienne, met zijn gebeitelde glimlach en zijn brede torso, Venetiaans blond en met staalblauwe ogen. Ik meende dat deze erotiserende adonis, de Marlon Brando van het Hageland, op zijn minst begeerd werd door 100 vrouwen (meer mocht ook van mij), die kanjer met het extreem evidente seks-appeal zag ik – verblind en naïef – als mijn rolmodel voor een toekomst waarin ik eindelijk stoer en zwoel geliefd zou zijn, bij de vrouwen.

Tienne, Julienne en Nelly, wat een onvergetelijk drietal – een trio vol sensuele glans en seksueel brio – ze kwamen uit een naburig dorp dat voor mij als het Hollywood van Vlaanderen doorging. Ze woonden in een kast van een hoevekasteel, alles was er wit en glanzend, hun leven blonk constant en hun wereld schonk mij een droom vol verlangen naar navolging, ik zou kunnen trouwen met Nelly en waken over Julienne als Tienne van huis was. Ik zou zijn gigantisch boerenbedrijf mee leiden, de ideale schoonzoon spelen, op het veld en in de weides de cowboy zijn die belagers verdrijft, op bandieten schiet, stieren en hengsten kalmeert, en als ontspanning én mannelijke plicht: perfecte kinderen verwekken, om te beginnen bij Nelly. Want de vrije on-Belgische wetten van de voortplanting liet ik gemakshalve gelden zoals in Filmland. Tienne was mijn idool, Jullienne het icoon van schoonheid en Nelly mijn sekssymbool, welk een warme commerce lag er op mij te wachten. Zo droomde ik weg aan de feesttafel, terwijl ik Marlon hoorde praten met Marylin en Brigittte, over hoe goed de zaken wel liepen, ze schepten poen met hopen en dat volkje hier, ach.

Zoveel later heb ik alles ook zoveel beter begrepen. Tienne was een hereboer, puissant rijk, de meest welgestelde man van uren in het rond. Hij deed in koeien en kalveren, hij fokte en verkocht, zijn stallen hadden vermaardheid in gans het land. Het zou gekund hebben dat hij de enige veeboer in Vlaanderen was geweest die met een peperdure… Rolex om de pols liep, en waarin hij zeker onklopbaar was geweest: elke dag wisselde hij van polshorloge, telkens was dat een andere Rolex. Ik weet van een loonwerker die op zijn boerderij heeft geholpen dat ook in zijn auto’s en camions overal die exclusieve uurwerken in voorraad lagen, zelfs niet opgeborgen, maar gewoon als pronkstukken op het dashboard. Iemand die snel kon grabbelen, had er zo eentje mee, alhoewel, Tienne was een vliegensvlugge schutter, dat had hij niet geleerd vanuit de cowboyfilms, maar van zijn rare makkers en maten die graag naar de hacienda van Tienne afzakten.
Ik zal het hier verklappen: dat waren zware gangsters, namelijk de maffia van de beestenhandel, de criminele stropers die de markt bestookten met alle soorten cortisone en hormonen, die mijn idool gretig afnam. De Rolexen dienden als betaalmiddel onderweg, om lastige controles te ontlopen, om politiediensten, ambtenaren en andere ambetanteriken om te kopen. Toen ik deze toedracht vernam, klapte mijn sprookjesdroom ineen, Julienne en Nelly bleken gefakete feeën en Tienne een gewetenloze vervalser, iemand die gewillig het vergif in onze voedselketen mengde. Dit was achteraf bekeken een toxische familie, uiterlijk rijk en innerlijk verdorven. Ze waren te schoon geweest om te geloven.

Eigenlijk was ik deze mensen al jaren vergeten, maar het laatste nieuws uit de film- en glitterbranche bracht me hen in herinnering: het overlijden van Alain Delon (1935-2024).
Ik las die meestal lovende kritieken over iemand die op zijn minst omwille van zijn uiterlijk een supericoon van de mondiale cinema was geworden. Over zijn talent en zijn acteerprestaties wil ik niet oordelen, ik ben geen filmkenner, en zijn politieke ideeën wil ik hem gunnen, hij was een onverholen lid van alles wat conservatief en uitgesproken rechts was, zijn goed recht. Maar er kwamen ook weer die verhalen naar boven van zijn vermeende banden met de maffia, ook daar heb ik geen mening over. Wat ik wel weet, als pop- en rockliefhebber, is dat Delon in de late jaren ’60 een intieme relatie heeft gehad met de zangeres Nico (1938-1988) van de legendarische groep Velvet Underground (met ook Lou Reed en John Cale als bandleden). Nico was bloedmooi en Delon (volgens de liefhebbers) op zijn mannelijke manier eveneens, ze waren zeer tijdelijk een droomkoppel, en uit hun vluchtige liefde ontsproot een kind, de eerste zoon die Delon zou verwekken, maar de enige die hij niet… erkende. Ari Delon (1961-2023) is vorig jaar overleden, het was geen nieuwsitem in de media, de man stierf heel alleen in zijn appartementje, weggezakt in zijn rolstoel, zijn lichaam in staat van ontbinding. Ari was reeds jaren zwaar ziek, papa Alain wist ervan, het interesseerde hem niet. Ooit las ik in een interview met de moeder van Alain Delon dat zij zich met haar schaarse middelen toch wat probeerde te ontfermen over haar kleinkind, dat nooit door zijn vader was bezocht noch geholpen geweest.
Of toch, die ene keer, met Kerstmis: het jongetje kreeg toen een… appelsien van pa Alain. Merci papa.

U bent als lezers slim genoeg om de verbanden te zien tussen het grotere verhaal hierboven en het kortere slot. De uiterlijke blits staat vaak voor schone schijn, het kan een masker leggen over een slechter innerlijk. Als kind ben ik daar ingetrapt, ik had het zelfs als ideaal aangenomen: ik wou de mooie jongen zijn met de nog mooiere vrouw(en). Nu ben ik vooral content dat ik vanbinnen een propere vent ben, de buitenkant is een berekend kansspel, waartegen ik bijkomend zeker niet neen zeg.

Mocht u ten gevolge van mijn laatste bijzin enige contradictie in mijn betoog bemerken, dan haal ik er ter verdediging mijn oudste kameraad bij, de geniale Oscar Wilde (1854-1900): “ik hou ervan om naar genieën te kijken en naar mooie mensen te luisteren”. Perfecte conclusie, genadeloze paradox, dankuwel Oscar.