Een paar weken geleden, in de vlekkeloze tijd zonder corona-besmetting, reden de treinen en de bussen nog op gezonde wijze, met kiemvrije mensen. En toch viel het voor dat er soms incidenten met reizigers waren, aan sommigen van hen kon een rit geweigerd worden. Het ging om zorgwekkende gevallen van ongezondheid. Ik stond er op zekere dag bij.
Ik kom van de trein en begeef me naar de bus, opstapplaats station Leuven. Het ziet er zwart van het volk, zoals elke avond tussen 6 en 7. Op het perron naar Gasthuisberg staat een bont allegaartje volk, een vrolijke mix van blank en zwart, veel tussenkleuren ook, diversiteit alom. Ik ken deze taferelen, een gemoedelijke toeloop waarin alle types en tinten van de wereld verenigd zijn. Leuven is multicultureel, in peis en vree.
Maar ik stel deze keer verwarring vast, een hoop gewriemel aan de voorkant van een klaarstaande bus. Het gaat waarlijk om een opstootje. Er wordt geroepen en geschreeuwd, verwensingen en vervloekingen. Het schelle lawaai van stemmen komt van buiten en van binnen. Het is duidelijk dat de chauffeur van de bus in hoogoplopend twistgesprek is met een paar klaarstaande reizigers, ze mogen of kunnen de bus niet op. Het gaat om een groepje allochtonen, een tiental ongeveer, allemaal gastjes van rond de 16 jaar. Zij staan druk gesticulerend en met heftige palavers in een kringetje voor de deur van de stilstaande bus.
Hun betwistbaar aanspreekpunt is de chauffeur, hij dient hen ferm van antwoord. Hij blijft wijzen naar één jongen uit de groep, om die éne draait de hetze blijkbaar. Hij zit in een rolstoel, een elektrisch aangedreven exemplaar, geparkeerd pal voor de ingang van de bus. Hij is niet hulpeloos, want goed omringd, maar wel hopeloos geblokkeerd.
Wat is hier gaande? Ik vraag het in de rapte aan een van de gastjes.
Om kort te gaan, zijn hijgerige versie, de rolstoeljongen mag van de chauffeur niet op de bus wegens reglement nummer zoveel. Een strikte richtlijn voorziet dat rolstoelen van een bepaald model niet bus-waardig zijn, aldus de chauffeur. Zulke rolstoelen moeten hun eigen weg banen, de wegen zelfstandig berijden, of zich laten begeleiden door bijrijders, maar geen poot op een bus in geval van elektrisch aangedreven.
Dat gaf daar wel een fikse kortsluiting. Het werd een opgefokt relletje. De gemoederen waren meer dan opgehitst. Het begon hier te stinken, er gingen klappen vallen. Plotse ingeving, ik besluit mijn ex-collega’s te bellen, de politie.
Tezelfdertijd besluit de chauffeur te vertrekken. Met de motor nog in vrije stand geeft hij eens goed gas, een alarmsignaal van ‘mannekes het is hier gedaan, ruim nu baan’. Hij sluit ook bruusk de deur, nukkig zijn blik. En ondertussen nog geen patrouille in zicht. De gastjes beuken op de bus, een verslagen protest, vuisten en voeten rammen op de zijwand. Kabaal alom, en ook niet ongevaarlijk. De wielen van het gevaarte zetten aan.
En dan krijgt het verhaal een onverwachte plot. Het moedige haantje de voorste van de groep, de meest mondige, de pleitbezorger van zijn gehandicapte maatje, plaatst zich plots pal voor de bus. Hij blijft ook stokstijf staan, hij verspert de doorgang aan de mastodont. Geniale impasse, scène uit een thriller, schitterende opstand van een eenling. Een solo optreden dat zo uit een toneelstuk had kunnen komen. Een theatrale revolte, opstand tegen het onverstand, rebellie tegen onwil.
Toegegeven, wat die gast daar deed was niet legaal, hij verhinderde de vrije doorgang van het verkeer, dat is strafbaar, ik kan het weten, en de politie nog beter. Maar hun interventie bleef uit, aanrijtijden nietwaar…
En ondertussen hield de opstandeling onverzettelijk stand, lijkbeek, dat wel, maar ook met opgestoken hand, vastberaden blik, met één strakke vinger wijzend naar de verstijfde chauffeur. No passeran menne man!
Ik nam een Shakespeareaans drama waar, theatrale werkelijkheid. Een jonge onverschrokken held gebruikt passief geweld om een onrecht te herstellen. Hij handelt manifest tegen de wet, maar hij herstelt hier een gewetenskwestie. Hij velt een moreel oordeel, hij smijt zich niet alleen voor een bus maar vooral voor een medemens, hij steekt zijn nek uit, hij durft alleen te staan. Hij ondergaat ook de hoon van zoveel potentiële reizigers want hij houdt het verkeer op, en toch blijft hij onverstoorbaar staan. En de bus staat even machteloos stil, een gemotoriseerd monster verlagen door een bewogen mens.
Ik moet aan Tankman denken, Tienanmen 1989, de revolte van studenten en het volk tegen de dictatuur van het communisme. Wie het verhaal niet kent, is welkom in Kazerne Dossin, ik leg het met overtuiging uit, graag.
Terug naar het station van Leuven. Een reddende engel, in de persoon van een veiligheidsagent van de Lijn, daagt plots op. In een mum van tijd ontzenuwde die man de patsituatie. Hij hield ultrakort conclaaf met de chauffeur, achter gesloten voordeur weliswaar. Maar meteen ging de achterdeur open, een platform werd ontrold en de rolstoeljongen deed zijn blijde intrede op de bus. Applaus op alle banken.
Ik mocht delen in de vreugde van de allochtone jongeren, high fives en ijle kreetjes, deze strijd was ethisch elegant gestreden. Tegen de wet, helaas, maar het geweten zegevierde. Een overwinning van schone menselijkheid. Dapper verzet tegen starre onverschilligheid. Zo moesten er meer zijn, uw gat vegen aan de wet wanneer een zwakke medemens geschaad wordt. Een lap erop! In dit geval, pal voor die bus gaan staan, geen vertrek. Verrek gij stukske wet, reglement van mijn kloten.
Bovenstaand relaas heb ik dezelfde dag nog doorgemaild aan mijn werkgever, de directie van Kazerne Dossin, museum van de Holocaust en de Mensenrechten. Ik dacht dat deze casus geheel ons kernthema illustreerde: de onverschilligheid te weer gaan, opkomen voor de onderdrukten. Ik kreeg er slechts een late feedback op, van een paar middenkaders, de top gaf helemaal niet thuis. Misschien te druk met politieke positionering of met het uitvlooien van hoog bevlogen ideologie? Ofwel is mijn verstand gewoon te klein, dat kan het zeker ook zijn, toch.
Niettemin haal ik dit geval graag aan tijdens mijn rondleidingen. Het is een echte successtory. Zeker bij derde-generatie-allochtonen, na mijn uiteenzetting zijn zij aangeslagen van blijdschap… leve deze integratie.