Omdat het gisteren Vaderdag was zijn we moeder Maria gaan bezoeken. In de hoop haar nog eens te sensibiliseren voor mijn door de dood verminkte vaderschap. Mijn zoon was haar petekind. Ook mijn vader wilden we eren, bloemeke neerzetten bij Joske op het kerkhof. Ons ma was lichamelijk aanwezig, sterk en helder zoals steeds.
Maar haar hart was gesloten, niet vanwege de zondag, maar omdat ze nogmaals geen goesting had om ons toe te laten.
Ze verkoos om te lamenteren over het weer, te zagen dat de zon te hard scheen en dat de regen uitbleef voor de bloementuin. Zelf leek ze verwelkt, niet haar uiterlijk, maar haar lelijke sermoen over de tegenzin in het leven.
Ze is ondertussen 92, een medisch wonder, al zoveel jaren zonder hart.
Ik kon niet wenen van verdriet, dus heb ik wat geroepen en geschreeuwd omdat ze Vinnie weghield van ons gesprek, ze wilde hem niet herinneren. Mijn geliefde sprak haar vermanend toe, dat beroerde ons ma Maria niet. Ze is gebetonneerd vanbinnen en gepantserd vanbuiten, niets raakt haar.
Van miserie zijn wij vertrokken en bij onze pa zijn graf ons beklag gaan doen. Hij lachte minzaam, hij lag daar verlost van alle zorg en tegenslag. Zijn leven lang was hij de man van die ‘tang’ Maria. Nu geniet onze pa.
Hoog tijd voor een koffie en wat stoom afblazen in de lokale brasserie.
Daar geschiedde meteen het wonder dat bij ons ma niet kon plaatsvinden. Nathalie werd er door bazin Martine ontvangen als een prinses, ze kreeg meer dan een bewonderende blik, het waren kreetjes van plezier, een applaus van hart en ziel. Martine prees mijn vrouw om haar prachtige outfit, de flamboyante trouwhoed incluis. Voor Nathalie is het elke dag feest, ik ben niet alleen haar man maar ook een verdienstelijke leerling. Ik doe mijn best om haar schoonheid te honoreren. Ik word heel blij als spontane, volkse mensen mij hierin volgen, ook in Baalrode leert men stilaan stijlvolle sensualiteit en pure esthetica te appreciëren.
Enkel ons halsstarrige ma hapert nog. Zo gaat ze honderd jaar worden zonder ooit haar adem ingehouden te hebben van adoratie voor wat mooi is in dit leven. Ze ziet haar schitterende schoondochter en ze monkelt eens. Ze vertrekt haar scheve mond voor wat onverstaanbaar gemompel. Leve de lelijkheid, lijkt ze steeds te denken.
Ik overpeins deze ramp van een ma bij een drankje naast de fontein op het terras van de brasserie. Het leven spuit en bruist er. Het water lacht. Ik werp een steelse blik in het weelderig décolleté van mijn geliefde. Deze wereld is goed genoeg, tenminste als ik abstractie maak van mijn familie.
Met deze opwekkende gedachten vertrekken wij naar Webbekom bij Diest. Daar wordt mijn kleindochter Roosje zes jaar. Er is een feestje gaande. Dat horen wij reeds vanop straat. Wij hebben een leuk cadeautje mee. Nathalie belt aan, de mama van Roosje opent de deur, ze is direct boos. Dit is tegen de afspraak, haalt ze uit. Roosje duikt guitig op, ze verstaat hier niks van, ze krijgt een kleurig pakje van iemand die niet binnen mag. Ze ziet iets verder in de buurt haar opa staan, ze wuift. Haar mama probeert ondertussen stand te houden tegen mijn vrouw, een helse karwei. Nathalie haalt zachtjes uit met onverbiddelijke fierheid en statige waardigheid. Ze kijkt Vé recht in de ogen, spreekt moedig zoetgevooisd. Ze plooit op geen enkel moment, ze groeit van prinses naar koningin.
Vanuit de living en de tuin kijkt een tiental mensen toe op dit tafereel.
Ze zijn één voor één versteend door het lef van mijn eeuwige geliefde.
Vé had ons intentioneel niet geïnviteerd, ze had ook geen tijd voor een klein alternatief voor ons, wij mochten de kindjes niet zien op (ook mijn) Vaderdag. Het was haar exclusieve feestje, wij werden bewust geweerd. Dit was een scène die voor altijd zal ingekaderd blijven, een beklijvend schilderij. Nathalie stond daar beeldschoon te wezen, de feestvierders werden lijkbleek. Ik keek fier en bewonderend toe. Dit was mijn trotse, sprankelende vrouw die daar de show stal. Ik kon al voor de tweede keer die dag niet wenen.
Nathalie is in een prachtige slow motion en vol van gratie terug naar mij gekomen. Wij omarmden mekaar in een oneindige tederheid, we dachten allebei aan Vinnie, de grootste afwezige op dit misplaatste feest. Alvorens wij doorreden naar mijn eenzame zoon onder zijn kale zerk, werden wij nog compleet verrast door de deur die plots weer openging. Het was niet de kwade heks die terugkwam, maar een klein meisje dat kwam zwaaien. Het was Martje, schalks en lacherig, ze gooide lieve handkusjes naar ons. Precies een engeltje dat de zaak kwam redden, alsof ze op een hemels teken van haar papa had gewacht. Alles is nog niet verloren, dit kindje zal samen met haar zusje later de wereld van hun zieke mama genezen.