Tijdens mijn prille jaren in Leuven maakte ik kennis met de pronte vrouw van een bakker. Ik ging er ’s zondags warme broodjes kopen, soms een taart. Zij bediende mij met overgave, er zat al eens ongevraagd een pateeke in mijn zak. Die occasionele gratis bediening bracht mij op ideeën. Daar wou ik meer van eten, dat kon rapper dan verwacht in haar privé sfeer.
Op donderdag sloot de bakkerij en ging de achterdeur voor mij open. De bakker zelf verbleef dan comfortabel aan zee, als een vorst in Knokke, terwijl zijn koningin haar liefdesknaapje ontving. Dat was ik, in al mijn jonge schamelheid, maar met gezonde bronst. Ik heb het daar niet lang bruin gebakken, het aanbod was me veel te verbrand, gaf een weeë nasmaak.
Maar de warme bakkerin ben ik nog jaren tegengekomen in de binnenstad. Zij bleef het vrouwtje mistevree, op haar honger naast haar koude man, een kil misbaksel. Hij vergat steeds de slagroom op de weelderige taart die zijn vrouw toch was. Ik figureerde tijdelijk als het hulpje dat onschuldig langskwam, ontluikend wulps ging ik wat smullen.
Maar de verzadiging kwam rapper dan verwacht, ik stond zoet versuikerd aan de uitgang. Ik liet haar zwoele aandacht en haar slaapkamer achter me.
Jaren later blijf ik haar nog altijd op het schone lijf lopen. Ik denk en zeg dan: smakelijk madam. Zij lacht eens, haar rimpels vol met stille erotiek.
Na mijn passage bij de bakkerin liep ik langs bij dame Mathilde, koninklijk van naam, majestueus van voorkomen en genereus in haar gunsten, waar ik overigens zelf niet om gevraagd had. Niettemin kreeg ik ze toebedeeld.
Ook bij Mathilde ontving het bloemeke geen water, haar man was een macho van Hongaarse origine. Hij was een fanatieke motorheld, maar zat liever op zijn brommer dan op zijn vrouw, haar eigenste woorden. En zij was gezond en meestal behoorlijk geil, waar ook niks mis mee is, alle chagrijnigen en azijnpissers ten spijt. Ik kwam toevallig voorbij toen Mathilde zwaar behoeftig was.
Ik steunde in die tijd alle goede doelen, gaande van Amnesty tot Greenpeace, ik was links bevlogen en droeg rechts mijn ander gerief. Zo hielp ik ook mijn queen Mathilde uit de nood. Ik had misschien haar zoon kunnen zijn. Daarom koesterde ik haar als mijn troetelmoeder, zalige tijden bij mijn seksmama. Er kwam een einde aan, zij had mij verder opgevoed naar mijn grote volwassenheid. Mathilde was een voluptueuze, royale tussenfase van de lust.
Daarna leiden mijn zwoele wegen naar een puur en sensueel mysterie, dat was de enigmatische Louise. Ik ontmoette haar tijdens de pauze van een opera in Brussel. Nog een beetje onder de indruk van de klaterende aria’s stond ik er naar adem te happen tussen de beau monde die de Muntschouwburg frequenteerde. De diepe décolletés en de hoge splitten van de quasi-intellectuele dames en hun semi-adellijke gemalen boden mij een aangename verpozing. Ik genoot er van de duizelingwekkende nabije panorama’s en mijn gedachten namen er ongehoorde vluchten. Leid mij in bekoring, zuchtte ik. En jawel, mijn bede werd verhoord. Een volle vamp kwam langs en sprak mij met een knipoog aan. Ik vroeg haar mening over de opera, opperde iets over het exclusieve publiek en keek ondertussen heel geïnteresseerd naar haar instrumenten. Daarna maakte ik mijn belangstelling kenbaar voor haar naam en haar adres. Kreeg ik meteen.
Zij was madam Louise, van de witte villa op de Keizersberg in Leuven.
Ze woonde dus zo goed als in mijn achtertuin, ik werd bijna vanzelf haar intieme hovenier. Ik onderhield haar ganse plantage onder de lakens, verzorgde haar verborgen duinen en haar ontloken tuin, gewoon uit driftige zin in deze exquise vriendschap. De zomer met Louise duurde een paar seizoenen, de winter sloeg een jaar over, daarna werd de lente plots herfst, sterftijd voor een liefde die slechts lust was, geen verderf.
Ik doolde een eindje verder en zag plots een zachte vrouw die zonder reden naar mij bleef lachen. Dat was verrassend zinderend de schalkse Annelore. Ze was de sprankelende mama van drie zonen, ze woonde al jaren niet meer samen met hun papa. Tien jaar lang was ze de minnares geweest van een andere vrouw. Zonder dat ze bewust lesbisch was, verklaarde ze me met nadruk. Het was gewoon een coup de foudre geweest, verblind van liefde geworden op een slanke deerne, een tijdelijke collega zelfs, die haar hitsig was beginnen vergezellen tot in het eertijds echtelijke bed. Fascinerend vond ik dat, dubbele boezems en tweemaal warm op snee, mijn verbeelding kwam begeerlijk aan de macht.
Ik verscheen ten tonele in haar leven toen haar damesgeliefde net was heengegaan. Zij had zich na jaren weer aangekleed, de broek weer uitgetrokken voor een kuisere rok. Annelore lag even alleen in bed.
Ik stapte vervolgens binnen, gelokt en opgewarmd door haar monkellach. We bedreven direct de nieuwe liefde, het betere werk van vrouw met man. Zij geraakte na jaren van stereotiepe madammenerotiek opeens in de vergeten zevende hemel, schreeuwde en weende van hervonden genot met het penseel van een heer. Dat was het bescheiden aandeel van mijn seksuele ego, ik nam haar stevig mee naar het masculiene land.
En zij bleef daar voortaan, zonder mij weliswaar, want onze romance duurde slechts luttele maanden. Ik had er opeens genoeg van, tot kleine razernij van het volwassen meisje Annelore. Ze is nog altijd kwaad op mij, de aversie is niet wederzijds. Want ze was ook de mama van Joris, een beste vriend van Vinnie. Ik wil haar hiervoor erkentelijk blijven, want zij heeft mijn zoon zó goed gekend, hem evenzeer gekoesterd als jonge puber. Ik dank haar voor deze uitbesteedde moederliefde. Ook zij was verweesd bij zijn trieste heengaan.
Van Annelore liep het wilde liefdespad grillig verder, ik kwam terecht bij Ilse, een vrolijke psychologe uit Tienen. Zij was eerder flamboyant dan knap, altijd blij maar in dezelfde mate eigengereid, een hyperactieve diva.
Ilse wist wat ze wou, ze was om te beginnen een vrouw met ballen. Ze wou een man met dezelfde attributen, het moest kletteren en rammelen in haar bed. Ik kwam op het gepaste tijdstip langsgefietst, ik mocht parkeren tegen haar gevel, plat gaan liggen in haar living en bezwijken onder haar uitgespreide lijfelijkheid in bed. Want dat wàs me wel wat, die uitgestalde marchandise van Ilse… ik moest soms mijn weg zoeken in haar overweldigende zwoelheid, het omnipresente vlees, de pletwals van haar borsten en de sappenkelder beneden, overal malsheid van lichaam.
Ik had handen tekort om alles te bevatten, de finesses ontglipten mij, zij wipte langs alle kanten op en over mij, zij scheerde langs met snee en flanken, het was vrijpostig en vrank gesmos. Ik hapte naar adem als een vis die boven water komt, mijn vinnen waren lamgeslagen zinnen, ik bezweek meestal onder dat gebeuk. Ilse noemde dat een potje neuken, maar ik ging meestal kopje onder. Haar vlees werd mij te veel, zij was de meesteres, ik de slappe leerling. Ik keerde nog wel eens weer, mijn fiets reed terug naar Tienen, de broek vol begeerte, maar altijd weer: trop is teveel.
Het was de omgekeerde psychologie van beminnen, mijn hete vel verzette zich in extremis tegen het ongeremde begeren van deze deerne. Ilse was echt te wild voor mijn wereld, en dat is veel gezegd, want ik was geen beginner in de materie. Maar ergens moet seks toch gezellig blijven, een prettig tijdverdrijf voor lijf en leden. Zij legde er net niet de zweep op, van deze gesel was ik blij verlost te zijn. Mijn fiets staat nu tevreden in Leest.
Ik zou nog een tijdje kunnen doorgaan met deze vleselijke strapatsen, mijn sensueel geparadeer in de seksuele sfeer, maar ik word er zelf zo moe van. Het was achteraf bekeken een zoektocht, ik was het spoor bijster geraakt, al sinds mijn jonge jaren, met de nauwelijks bedwongen haterigheid van ma Maria, haar onvermogen tot liefde voor haar zoon.
Dat slaat zware wonden, dat vraagt om heling en verzorging. Ik zocht naar warme handen, naar koestering aan een boezem, meer dan volle borsten wou ik de overgave aan een hart. Doorstoten naar de gronden van de grote liefde, eerder dan de diepste grotten van genot te penetreren.
Ik heb doorgezet met me te verzetten tegen het conformisme van de goegemeente. Ik wou niet gedwee blijven liggen in de weelde van het verkeerde bed. Ik heb mijn weg gemaakt, hardnekkig bezwadderd en venijnig beklad. Ik heb me vaak vergist, maar altijd geweten wat ik miste: een vrouw om eeuwig graag te zien. Ik gaf niet op, ook niet toen Vinnie het moest begeven. Na dat zwarte drama kwam de afgrond langs, volgden donkere nachten en dronken dagen van miserie. Ik trok me op aan een Boek, zelf geschreven, en ik kreeg plots het grootste geschenk van mijn leven. Verdiend of niet, maar dat was de verblindend mooie Nathalie.
Ik geef me nog iedere dag een stil applaus voor dit nieuw geluk, en ik grief graag de luie buitenwereld voor hun afgunst die mijn deel werd, hun foute trouwcadeau van opgesmukte jaloezie. Dit moet ik per se kwijt, niet uit nijdige wrok of wraak, maar uit persoonlijke pijn en uit pure noodzaak.
Ik bedank hen averechts en zeg dan vrank: hef uw tamme kont op, volk van hier en elders, schop u zelf vooruit. Zoals Jezus zei tegen de lamme: neem uw bed op en wandel. Het is mijn parabel, mijn kruis is afgelegd.
Morgen schrijf ik verder aan mijn love story, ons verhaal van liefde dat wij opgetogen hebben opgetrokken. Ik betrek er ongeremd en vrolijk de twee kleine meisjes van Vinnie bij. Nieuwe familie verlegt graag zijn limieten.
Mijn geliefde en ik, wij willen het innige vredesleven vermeerderen. Wij bestrijden hierbij grote pijnen en heffen onderweg mogelijke lijdenswegen op. Dit is in niks een preek, lees het eerder als een geschreven zegen.
Wij etaleren ons in stilte als gewild geschenk voor gewillige mensen.
Het is geen grootspraak of hoogmoed, het gaat om doordeweekse en volharde ‘moed en hoop’, de goedkoopste artikelen uit de winkel van de democratie der liefde. Gratis in de aanbieding, lees en pak het mee, hier.