Een vrouw staat voor de spiegel. Ze draagt enkel haar schoonheid en haar lingerie. De spiegel kijkt verwonderd terug. Weerkaatsing van verblinding. Ik vang haar blik, ik sta behoedzaam, ademloos achter haar. Ik raak haar net niet aan. Zij staat zich te verdromen, haar handen tasten donker in het rond. Zij voelt haar gul verspreide, eindeloze rondingen. Dit is een spel dat geschiedt in slow motion. Ik kom voorzichtig dichter. (want de dichter, dat ben ik).
Dan gaan mijn handen glijden, over dat gepolijste lijf. Langzaam neem ik delen van haar lichaam in bezit. Met strelende net niet verlegen vingers, ze bewegen als fladderende vlinders. Enkel haar reeëogen reageren, haar mond blijft een ondoorgrondelijk afgelijnd masker. Ik fantaseer, ik ga vrijen met Mona Lisa.
Zij kijkt en zij zwijgt. Zij verschuift haar ene been, daarna het andere, zij wijkt naar buiten, de kleine spreidstand van sluimerend verlangen. Ik zet mijn trage exploratie verder. Ik verken haar buik, verlies de weg en duik naar onder. Daarna gaat het heftig en langzaam sneller, plotse rechtsomkeer en opwaarts, langs dat stijgend, hijgend pad van warmte. Tot ik in de malse bergen kom. Mijn vlindervingers vinden rust en lust, de lucht wordt ijler.
Ik hoor haar zuchten, ik zing in stilte mee op deze feestmuziek. Ik voel mijn lenden die haar dubbele flank beklimmen. In een ademloze staat van hitsigheid, sacrale bliksem van genade. En plots is er geritsel. Klein textiel verdwijnt. Er zwiert wat lingerie doorheen de spiegel. En een zwoele mist die valt.
Ik heb het raden naar haar naaktheid. Zoek mijn weg en vind een schuilplaats in haar duinen. Ik verdwijn onzichtbaar in een diep ravijn, daarna een plots moeras dat zachtjes zuigt. De zee ontmoet het heetste berglandschap. Wij stijgen en wij zinken, terwijl haar laatste blikken hete kreten zijn van vreugde, ode aan de kleuren van het leven.
Dit was de korte story van mijn Eva en haar liefdesman, wij komen en wij gaan, wij breken glas, haar glimlach is van heet kristal. Zij keert hier altijd weer. Zij is een warme blijver en haar lijf is op mijn liefde ingesteld. Onsterfelijk zijn wij.
Hoe schoon de wereld zijn kan, en hoe groot ons klein genot. Geheiligd staat voortaan geboekstaafd deze woekerende schone onbeschroomde geilheid.