Aan de mooiste voorzitster
van alle Familierechtbanken ooit
Geachte mevrouw,
Ik heb verrassend nieuws voor u, ik laat u zitten.
Ik verkies geen beroep meer te doen op uw diensten.
U excelleerde met uw wijsheid en uw schoonheid, ik dank u.
Maar het volstaat niet meer, ik ga voortaan mijn eigen weg.
Ik dreigde te bezwijken onder een muur van lelijkheid, daarom.
U kan alles in extenso nalezen in het voorgaande hoofdstuk.
Ik voeg het in bijlage toe aan deze brief, alsook het 2de boek.
Ik bedoel het Privé Boek, dat ik schreef exclusief voor de intimi.
Daarin kan u lezen hoe ik de vuile was buitenhang, een aanklacht
tegen de familie AB, de hoon en de haat waarmee ik beklad werd.
Het is de antipode van Het Lied van Vinnie, dat een ode was aan
mijn zoon, de moed en de hoop waarvoor hij stond. De clan AB deed
daar niet aan mee, zij kozen voor laaghartig verweer, smerigheid etc.
Zij wilden een zondebok, een kapstok om hun leed aan op te hangen.
Ze kozen gemakshalve mij, de vader van de zoon, de verkeerde overlever
Ik moest voortaan hangen, ik werd de nagel van Vinnie zijn doodkist.
Als ik nog eens post mortem werd uitgenodigd, was de zwarte loper zwaar
uitgerold, ik werd onthaald met walg en uitgespuwde gal, verachting was
mijn deel. Ik moest deemoedig lijden, de inzet voor mijn zoon vergeten en
mijn pijn verbijten. Ik was de foute man, met altijd weer een foute vrouw.
Ik moest berouw vertonen, me door de modderbrij begeven, mezelf met slijk bekladden, van de kleine kindjes afstand houden, poten thuis gij vieze opa. Ik werd de griezel van de zwik AB, hun moreel chiqué een veto.
Daarom lieve voorzitster kwam ik op uw schoot gekropen, bij manier van spreken weliswaar, ik eerbiedig uw toga en zijn verborgen lading, ja toch.
Ik wendde me tot uw schone rechtspraak, als tegengewicht voor de wraak
van de tijdelijk ontaarden, vergeef me deze taalmalversatie, gij dame van de grote gerechtigheid, in uw elegante handen legde ik graag mijn lot.
U deed dus uitspraak, met uw sensuele stem en uw begerige ogen, mooi zat u daar te wezen. Het Lied van Vinnie lag toen mals tussen uw benen en ik bezweek voor uw verzoek, ik wou de kindjes ten huize bezoeken, in aanwezigheid van de gesel, zijnde mijn schoondochter in de rol van feeks.
Zo geschiedde en zo verliep, tweemaal geladen maar net niet explosief.
De derde keer had ik echter prijs, coronagewijs werd ik afgeschoten.
Zie mijn epistel hierboven, ik steek het in addendum bij mijn verzending.
Het spijt me dus, voor uw interventie, uw verdoken sexy intelligentie en uw gesublimeerde erotische verbeelding die ik graag had willen delen.
Een andere keer misschien, in dat volgend leven waar ook Vinnie woont.
Of nee toch, want ik ben immers verbonden met mijn eeuwige geliefde Nathalie. Ik wil u enkel platonisch bewonderen, u slechts ideëel ontkleden.
Doet u alvast nog de groeten aan die permanente lelijkerd, raadsheer Beertje. Hij liet zich schaamteloos betalen voor een dikke hoop gezever
en ethisch bedrog, aan zuiverheid en waarheid kuiste hij zijn gat af. Sorry
voorzitster, maar toch, zeg hem dat hij mijn kloten mag kussen en daarna wil ik u hartstochtelijk zoenen, op uw voorhoofd, uw haar goed leggen, u diep ontroerd in de ogen kijken en zedig besluiten met deze woorden:
Ik reken vanaf nu op mezelf (en mijn geliefde tekent samen met mij) voor een totaal nieuwe vrede. Wij gaan voor verzoening en serene toegang tot de clan AB. Hand in hand begeven wij ons naar Roosje en Martje.
Wij willen gemoedelijk bewijzen dat wij Vinnie blijven eren, wij zullen met ons tweetjes van tijd tot tijd voor zijn kleine meisjes komen zorgen.
Noteer het geliefde voorzitster, u gaf de voorzet, wij maken het verder af.
naschrift: deze brief werd gedreven geschreven om daarna na te denken en hem niet te verzenden – ik dacht weliswaar aan een dame, de ware