Winde. U zult zeggen: wat een rare naam. Maar het kan nog raarder, ze heette eigenlijk Windekind. Zulke namen kan je krijgen als je vader een fervent Vlaams-nationalist is, met bedenkelijk germanofiele afwijkingen.
Al haar zussen, vier in getal en de een nog knapper dan de ander, werden bedacht met dat soort naammisbaksels. De papa was ook geen extreemrechtse marginaal, nee hij was huisdokter, wat hem niet belette om ook van de ultranationalistische slag te zijn. Bij de nazi’s waren dokters biologische soldaten, dit terzijde. De man in kwestie had voor een dokter ook een uitzonderlijk hobby, dat was consumptie van bier. Hij legde er zich zo excessief op toe dat men hem gerust een stevige alcoholist mocht noemen.
Winde vertelde me dat papa dokter soms zo dronken was dat ze hem op het thuisfront met vereende krachten moesten vastbinden om zijn zatte gewelddadigheid te bedwingen. Dan bracht hij een nachtje buiten door, aan een boom in de tuin. Nazi’s waren in hun tijd ook al primaire ecologisten, in zoverre klopte deze therapie voor een verre nazaat.
Dit navrant verhaal eindigde wel slecht voor de mama van Winde. Op zekere dag zat het kabinet van papa vol met patiënten, maar meneer doktoor zat ergens in het dorp op café. Een hypernerveuze moeder ging in paniek op zoek, werd onderweg verblind door een tegenligger, week nog ijlings uit, maar reed zich te pletter. En daarna besloot haar papa plots van hobby te veranderen, hij stopte met drinken, werd een hypochonder en een treurwilg, hing de rest van zijn leven het slachtoffer uit, huwde met een jongere vrouw en vergat gemakshalve zijn kinderen.
Dat was de story die Winde me vertelde begin 2008. Een imponerend verhaal. En hoe ook zij pas haar man had verlaten, een uitgeweken Roemeen. Zelf was ze in de jaren tachtig een beloftevolle volleybalster. Ze geraakte in de selectie voor het nationale team en ontmoette daar een adonis van een trainer. Zelf was ze bloedmooi, rank en slank, blond en 20.
Dat was koekenbak. De Roemeen deed zijn vedette binnen, het volleyveld werd vervangen door het echtelijke bed. Er kwamen vier kinderen en ook een hoop miserie. Manlief bleek de eeuwige afwezige, een terloopse schim in de familiekring.
Winde aanzag het jaren lijdzaam, ze ging uiteindelijk op de loop. Ze nam twee meisjes en twee jongens mee, waaronder Micky, zwaar gehandicapt, hij had het verstand van een tweejarige, kon o.a. niet praten. Ellende troef dus, en in die trieste nadagen ontmoette ik Winde, niettemin eclatant en flamboyant, ze was een trotse vrouw, ze droeg haar blonde schoonheid met elegante waardigheid. Ik noemde haar in Het Lied van Vinnie mijn Scandinavisch model. Onze romance duurde één jaar, helaas.
Winde was gewoon een bom, op alle vlak, één brok dynamiek, ze was ook groot, van mijn niveau, in de lengte bedoel ik, haar levensmoed had ik helemaal niet. Ik was pas weg van Gé, mijn ex-vrouw, ik droeg het trauma mee van 25 jaar mislukt getrouwd te zijn. Niet de fout van Gé. Misschien ook niet helemaal van mij. De seks was weliswaar perfect, de rest eerder bedenkelijk. Was Vinnie er niet geweest, dan had dat huwelijk maar 5 jaar geduurd in plaats van 25. Zeker weten, ik bleef voor mijn kind, met Gé ontbrak helaas de chemie om bestendig in vrede te overleven.
Zo viel ik dus in de armen van een betoverende Winde, voor mij toen niet minder dan een blonde godin. We werden gewoon ter plekke, in een overvolle Leuvense disco, stapelverliefd op mekaar. Het was januari 2008, in de nasleep van de lamlendige eindejaarsfeesten. Ik vond mijn draai niet in dat nieuwe vrijgezellenleven, had een kwaaie kater en een torenhoog schuldgevoel omdat ik mijn vrouw had verlaten, werd ook uitgespuwd en verketterd door mijn familie, ik kon een tijdje geen kant meer op. Soms zocht ik soelaas in de armen van een zekere Deborah, uit de verre West-Vlaanders, maar dat was weer te fake, een ersatz geliefde. Met nep-seks.
Het werd dus overduidelijk Winde, ik smeet me en zij beet terug, niet alleen bij manier van spreken, soms ook letterlijk. Winde was explosief, ze had soms lief met volle handen dynamiet, ze was lawine en leeuwin, met vanzelfsprekend een weelderig sexappeal. We werden op minder dan geen tijd gulzig gelukkig. Het ging duizelingwekkend ver en razend snel.
U leest het al tussen de regels, het was de knetterende kroniek van een aangekondigde brandhaard, we waren al heel vlug helemaal uitgesmeuld. Na net minder dan één jaar doofde ons vuur, eerst ging mijn vlam uit, dan doofde de laatste liefdeskaars bij Winde. Onze romance lag in de as.
Bij het nasmeulen gebeurde dan nog een plotse catastrofe. Winde ging op zekere dag volledig onderuit. Ze begaf compleet, extreem depressief van het doorstane leed. Ze stortte zich in drank en pillen, zotte bevlieging van één nacht donkere gedachten. Ik heb haar nog naar spoed gebracht. Maag werd uitgespoeld en verdere preventieve opname. Het hielp wat, ze redde zich.
Niet lang daarna werd ze definitief opgevangen, door een schitterende man, haar nieuwe vriend. Hij is nog steeds haar grote liefde, ook tot mijn tevredenheid.
Maar het is in extremis geen verhaal met een happy end. Er volgde nog wat horror, van de ergste soort nog wel. Haar jongste zoon stapte later op, verliet spoorslags het leven, uitgekeken op het feestje dat niet kwam in dit bestaan. Hij verkoos een ander pad, een hogere sfeer, werd geheel ideëel.
Ook over hem heb ik geschreven in Het Lied van Vinnie, omdat het me bij de keel greep, weer een frisse blije jongen die niet meer leeft.
Ik heb Winde nog jaren na de feiten willen condoleren (ik was niet ingelicht op tijd), maar daar ging ze liever niet op in. Ze wist ook van Vinnie, ze had hem goed gekend, ik meldde haar zijn overlijden, wat erg was haar antwoord. Voor de rest was er een ijselijk zwijgen. Het weze zo.
Ik blijf Winde nog altijd associëren met lawine en leeuwin, met dynamiek en dynamiet, met uitgepuurde schoonheid en een zuiver hart, ik wil me bewust niet vergissen. Ik klamp me vast aan dat mooie beeld, ethisch en esthetisch. Ze is voor mij altijd een baken gebleven van integriteit, van reinheid, van bijna totale volmaaktheid. Ze hield stand te midden van de shit die haar werd aangedaan, misschien ook door mij. Die keer dat ze gewankeld heeft, heb ik me geschaamd, maar stond ik haar toch weer bij.
Zoveel jaren later denk ik nog vaak aan haar, weliswaar met flarden, terwijl ze verder vervaagt, de verre vrouw lost sneller op, maar bekoort door middel van een ander schoon persoon, een zoveel grotere liefde, dat is Nathalie.
Het leven heeft mij een nieuwe kans gegeven, en nu is het voor de eeuwigheid, tot over de dood heen. Deze brand vlamt voort tot in de hoge hemel. Ik heb de liefde moeten leren, met Winde probeerde ik, maar de finale speel ik met een zoveel betere. Nathaliefje is mooi van een andere wereld.