Ik heb gisteren na meer dan vijf maanden mijn kleindochtertjes teruggezien. De vorige keer was dan nog maar in de vlucht, op de happening Rondrit van Vinnie van 26 augustus vorig jaar. Toen was het een steels momentje, een snelle aai, een gestolen kusje. Wel hartverscheurend, mijn keel snoert nog dicht als ik er aan terugdenk.
Nu was het een gepland bezoek, zoals overeengekomen op de Familierechtbank onlangs. Ik zal het maar toegeven, ik ben daar bezweken voor de mooie ogen van de vrouwelijke voorzitter. Ze had me haast zoetgevooisd, vanuit die strenge toga, gesmeekt om de zaak nog één kans te geven. Om me toch één keer ten huize Vé te begeven om daar de kindjes te ontmoeten. Dat was ook de uitdrukkelijke wens van Vé en Beertje BB, haar advocaat en royale kassier.
Bij een vorige gelegenheid had ik dit aanbod in extremis afgewezen, want drie dagen vóór het bezoek kreeg ik een schaamteloos briefke van de inquisiteur BB waarin het volgende heel sec werd gestipuleerd: het was me ten strengste verboden om foto’s van de kindjes te nemen. Van een feestelijk onthaal gesproken, de rode loper werd bepaald niet uitgerold. Misschien minder het idee van Vé dan wel een gehaaide manier van een advocatenkantoor om de zaak aan de rol te houden. Het ereloon is zo weer meegenomen.
Enfin, nu was ik er dus met hangende pootjes op ingegaan. Mede gestimuleerd door Nathalie, mijn schitterend lief. Zij speelde, zeer gracieus, ook taxi voor mij. Vergezeld van haar morele steun en haar genadeloze schoonheid werd ik ten huize Vé afgezet. Nathalie kon nog net zien hoe twee lieverdjes van drie en bijna vijf kwamen piepen door de kier van de deur. Verlegen lachende gezichtjes, voorzichtige blijdschap.
Mijn hart brak meteen. Drie geliefde meisjes onder handbereik.
Over het samentreffen in het huis van Vinnie (ja, voor mij blijft het zijn huis) kan ik kort zijn: het was overweldigend mooi, aangrijpend zelfs.
Ik zei meteen aan Vé dat ze zich niet per se hoefde te verwijderen, zoals voorgeschreven door de Familierechtbank, ik had liever dat ze in de onmiddellijke omgeving bleef. En ik kreeg koffie en cola, het was zelfs Pepsi Max, ze was mijn lievelingsdrank nog niet vergeten, tenzij dit toeval was. Voetjes op de grond jongen! Maar de kindjes gingen meteen voluit, de cadeautjes werden dolenthousiast uitgepakt, de snoepjes verdwenen smakkend in guitige mondjes, ik werd betrokken in spelletjes met toverkaarten, moest poppen helpen aankleden, kreeg twee prinsesjes op mijn schoot: een feeërieke pop en een vertederend Martje. God wat was dat kind mooi geworden, het lichtrossige haar was helemaal verblond, met een zwierige golf erin, een verblindende glimlach, haar taterende woordjes, ach wat zat ik daar te smelten.
En Vinnie zat er ook bij, jawel, mijn zoon, hun papa, was geen moment afwezig. Dat meende ik ook af te lezen uit de priemende, lieve blik van Roosje, alsof dat net iets oudere meisje mij aankeek niet als de opa, maar als de papa van haar papa. Ik kon bijna lijfelijk, mét kippenvel, ervaren hoe ze me aankeek en taxeerde, ze voelde iets, ze zocht iets, ze tastte af, ze claimde me ook.
Roosje heeft geen moment van mijn zijde geweken. Spelletjes, paardje rijden, vertellen van school, haar in de lucht gooien, eindeloos, en weer opvangen, veilig, in de armen van de man die haar papa jaren geleden op dezelfde manier in de lucht had gegooid, opgevangen zolang het nog kon, tot die ultieme keer toen er niet meer veilig kon geland worden.
En het pientere Martje had de magie van dat moment door en drong fel aan om ook mee te mogen zweven. Ik jongleerde om beurten met de meisjes, we speelden luchtballet, er werd gekird en gekraaid. Vé liet vanuit de nabije keuken discreet begaan.
Ik heb me daar letterlijk in het zweet gewerkt, ik droop op den duur van contentement. Eindelijk had ik een beetje mijn plaats gekregen in het plaatje, dichtbij de kinderen van Vinnie. En de meisjes wisten dat die man meer was dan zomaar de opa of de peter, ik was daar als de vader van mijn zoon, hun overleden papa.
De sfeer in huis was bijna sacraal, ondanks de giechelende stemmetjes, er hing een mystiek waas van breekbare nostalgie in de living. Vanop alle muren keek Vinnie toe, vanop elke foto lachte hij goedmoedig en knikte dat het oké was. We waren allen thuisgekomen, vrede in huis, de familie, alhoewel fragiel, was weer verenigd.
Het plaatje was uiteindelijk net niet volledig. In mijn lichte euforie vroeg ik net voor ons afscheid aan Vé of Nathalie de kindjes heel even mocht begroeten als ze mij terug kwam oppikken. Ik kreeg eerst een aarzelende ja, maar meteen daarna een besliste nee. Ze refereerde naar de Rechtbank, de (voorlopige) uitspraak, etcetera. Oké, het weze (voorlopig) zo.
Met Roosje op de arm en Martje verstrengeld rond mijn been heb ik dan op de taxi van mijn lief gewacht. Ik kreeg een eindeloze reeks zoentjes van Roosje. Mijn hart kliefde in twee van innige blijdschap, het deed bijna pijn. Martje snapte het blijkbaar niet goed, ze was precies een beetje verward omdat ik ging vertrekken. In haar ogen leek de pret plots bedorven. De kleine schat dacht al direct dat ik een blijver was. Want papa’s gaan toch niet weg…
Hartverscheurend. Ik heb ze nog één keer opgetild en stillekes in haar oor gefluisterd: de papa van je papa komt snel terug. Ze deed met haar kinderlijke onschuld alsof ze me begreep. Vingertje in de mond, de oogjes groot, ook een verwonderde blik naar de lieflijke Nathalie in haar auto, mijn grote meisje dat zwaaide naar de twee kleine meisjes.
Was dit de schone werkelijkheid of vertoefden wij tijdelijk in een schilderij? In een troebele mist schoof het landschap vanuit de wagen voorbij en ik tastte verblind naar antwoorden op de voorzichtige vragen van Nathalie. Het was vooral de stilte die sprak.