Een anekdote uit de tijd toen ik nog blindelings achter de koekoek in mijn broek aanliep…

Ik heb tijdens gans mijn loopbaan bij de Rijkswacht, later Federale Politie, met de trein naar Brussel gespoord. Een groot deel van die carrière was ik gedetacheerd bij het Veiligheidsdetachement op het Koninklijk Paleis. Daar gold een dresscode, wij werden geacht van strak in het pak, met hemd en das, op de werkvloer te verschijnen. Noblesse oblige, wij waren ook vestimentair de slippendragers van Koning en prinsen.

Dus ik zat dagelijks als een afgeborsteld meneerke op die trein. Keurige man met afwezige blik, kop in krant. En met het hoofd vol ontucht. Daar leende de lucht van de trein zich ook toe. Parfums die vochten om zwoele aandacht, gekruiste benen in nylons, het getik van hakjes, een dichte dij die zich onvrijwillig aanbood, soms gewillig, wie weet. Om maar te zeggen dat die afwezige blik van mij vaak in verlegenheid kwam. Mijn oogopslag ging soms op wandel.

Zo ontmoetten mijn troebele kijkers een moordwijf. Het was zomaar geen vrouw van vlees en bloed, ze leek me gebeeldhouwd. Een granieten schoonheid. Groot, rijzig en blond. Zwijgzaam in haar eenzame verhevenheid. En ik me maar afvragen: hoe zou het vertoeven zijn op zulk onbereikbaar eiland? Vanop mijn soms ontsporend vasteland leek me dat een intrigerende vraag. Was er een graad van bereikbaarheid? Dat gezwalp in mijn bronstig hoofd en zwoele hart heeft zo maanden geduurd. De treinen bleven rijden en ik reed willens nillens gedwee mee.

De schoonheid streek nu eens hier, dan weer daar neer. Soms werd het millimeterwerk, op een overvolle trein, ik werd net niet tegen haar aan geplet, ondanks al mijn bereidheid. Ach, verzwelg mij vrouw, pleeg zacht geweld op mij. Ik laat me graag overweldigen, wals me plat met al die weelderige warmte. Maar verder dan occasioneel oogcontact raakte mijn wulpse goesting niet. Mijn mooie kostuum bleef helaas onkreukbaar. Ik bleef hunkerend intact, onbevlekt op mijn plek.

En om te bewijzen dat er toch een soort god van de liefde moet bestaan, geschiedde op zekere dag het onvermoede wonder. Onze trein viel in panne. So what, hoor ik u denken. Dagelijkse kost toch. Jawel, maar dat blijkbaar perverse godje liet die trein, een dubbel-dekker nog wel, defect geraken tussen Brussel-Centraal en Brussel-Noord, in die lange donkere en ook wel wat lugubere tunnel. En wie zat er naast mij, haast dij aan dij? ZIJ! Onverstoorbaar schoon, onbenaderbaar in haar esthetisch mysterie, in een haast ijselijk zwijgen. Maar ze was ook gehuld in ongeduld. Het was blijkbaar niet ik maar de trein die op haar systeem werkte. Er kwam stillekesaan beweging in, ik zag haar boezem zuchten. Ik ving een flits op van haar gezicht, nam voorzichtig haar zijprofiel in me op.

Haar benen begonnen te bougeren, altijd weer een haarlok werd weggeblazen. Frisse wind, de koelte deed me goed. Haar handen dansten, ik telde haar ringen. En toen besloot ik: tijd voor belgerinkel in de winkel. Ik sprak haar aan. Een korte tekst, een ter plekke uitgevonden gedicht: wat denkt u dame, hoe gaat dit hier aflopen? Toen kwam in één tijd de lawine over me heen. Een glimlach die in duizend stukken brak. Ik dacht: hoe krijg ik dit geheeld, hoe valt dit te rijmen, met welke lijm smeer ik hier mijn lijf op dat van haar? Enfin, ik peinsde nogal vrijpostig door, maar er was nu eenmaal die stilstand in ons leven. En toen begonnen de vertelselkes, de engel sprak mensentaal. En ik stamelde mijn verhaal.

Zij bleek, tja, vrij onbevredigd, ik was al een tijdje zwerver in het land van ellende: liefdeloos op de dool. En zo kwam er dan opeens toch beweging, deining zeg maar, na meer dan twee uur trok onze trein zich op gang.
We namen afscheid met een kuise kus, ook onze nummers werden gewisseld, voor de noodgevallen, zoals die zich dagelijks voordoen voor zoekende mensen.
Het vervolg is geschiedenis, en losgeslagen erotiek. Twee maanden wilde passie, daarna plots ambras. Zo kwam en ging Ariane.

Wat rest is ook wel wat schaamte. Over onder andere die keer dat ik haar kapsel had verknald. Ze had op zekere dag maar een kwartiertje vrij-tijd voor mij. Nadien kwam de taxi, ze reed naar een feestje, met haar man, jawel. Ik haperde om toe te happen. Die lekkere seksbrok leek opeens wat aangebrand. Maar, het was alsof Ariane hierop kickte. Dus gingen we bewust niet uit de kleren maar werd het een alternatief pleziertje. Ik durf echt niet in details treden. Lezer, laat nu uw verbeelding werken. Het schot dat ik naar het plafond wilde richten kwam in haar hoog opgestoken kapsel terecht. Catastrofe, Ariane ontplofte. Het feestelijk blonde haar geschonden door een wakke brij van liefdessap. Miljaarde, wat was ik beschaamd. Ik ben toen slapjes afgedropen. Het bleek ook exit Ariane.

Jaren later dacht ik: hoe zou het nog met haar zijn? Kunnen we nog iets overdoen, goedmaken in of naast het bed. Ook benieuwd in hoeverre die schoonheid eventueel zou gesloopt zijn. Ik kende nog ongeveer haar adres. Ging wat rondkuieren in de buurt, zocht een vage naam op het belbord van haar appartement. Vruchteloos, geen geluk. Ariane was misschien niet teruggekomen van dat laatste feestje. Want inderdaad, leefde ze nog wel? Misschien was die granieten schoonheid ook wat fragiel geweest? Tot ik ten einde raad lukraak een man in de omgeving aansprak. Of hij hier een zekere Ariane kende?

Jawel meneer, ik ben haar man. Uppercutje! Net niet KO. Wel in ademnood, effe toch. Enfin, ik viel wat stotterend op mijn pootjes. Speelde open kaart met hem, dat ik indertijd Ariane op de trein gekend had, we waren ‘kameraad’ geweest, ook weer niet helemaal onwaar. En dan zegt die sobere man, terwijl hij me pal in de ogen kijkt: dan zijt gij Nathan! Doing, ik ging ten tweede male tegen het canvas. Dit was echt klote. God van de liefde, wat zijt gij toch onbarmhartig, ik wil deze oorlog niet.

Ik heb nooit de vinger kunnen leggen op dit geheim. Hoe wist die man van mijn bestaan, zelfs mijn naam? Enfin, ik besloot net niet uitgeteld om verder te pokeren. Of ik Ariane misschien nog even kon spreken? De wereld is niet alleen aan de lovers maar ook aan de durvers. Blufpoker dus. Wel, dat mocht. Hij wees me de lift naar boven, ondertussen ging hij mijn komst aankondigen.

Ik dacht ook dat er misschien nog muziek in zat. Hadden die twee een eventueel akkoord? Een open relatie van doe maar enzovoort. Spannend toch. De lift stopt, ik bel aan, geen respons, ik wacht, bel opnieuw. Dan heel traag schuift die deur open, op ooghoogte niemand, maar een niveau lager, in haar rolstoel: Ariane. Ik zag meteen wat ik zag: schoonheid gebroken. Ze leek ook niet blij verrast, integendeel, ik was geen welkome gast. Om kort te gaan, haar snel relaas: eerst borstkanker, in de hoogste graad, daarna nog de diagnose van MS. Hopeloze situatie. Zo spraken ook haar doffe ogen.

Ik trachtte mijn gezicht te redden, maar was kansloos. Ariane was sterker, de nakende dood was haar bondgenoot. Er restte mij enkel nog de totale afgang, dit keer was ik echt op mijn best als loser.
Compleet onnozel vroeg ik of ik nog eens mocht terugkomen. Staalhard keek ze me in de ogen: neen!

Ik was zo aangeslagen en terecht vernederd dat ik geen weerwoord meer had. Totaal perplex, nikske seks. De rauwheid van het leven was hier als een beest tekeergegaan. Zelfs de liftmuziek weende. Laf droop ik af.

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *