Een tiental dagen geleden zag ik vaag een oud vrouwke aan de overkant van de straat voorbij strompelen. Ze kwam nauwelijks vooruit, liep diep gebogen, haar hoofd naar de grond. Ik keek maar even, zonder te veel aandacht, het leek me een onbekende.
Ik was vooral druk met mezelf en had ook de nodige aandacht voor mijn mooie vrouw. Terecht, ik ben een fiere echtgenoot.
Maar iets intrigeerde me toch. Ik sprak niet direct uit wat er schortte. Ik wou het eigenlijk liever niet weten. Er was me een mottig gevoel bekropen, aangaande die moeizame persoon. Iemand doemde me voor de geest.
Ik luchtte mijn hart (ondertussen een bezwaard gemoed) later op de avond bij Nathalie. Of het mogelijk was dat we buurvrouw Kristien, in een vintage versie, in de stad gezien hadden? Die gekrompen dame, met haar opvallende ‘kop in kas’, een winkeltas in het bibberhandje. Dat was het bangelijke beeld, mij beklemmend bijgebleven. Ik zag het opeens haarscherp, ik kon bijna haar rimpels tellen.
Nathalie, lucide als steeds, stelde de gekende vraag: welke kleren had ze aan? Daar verschiet ik niet van, mijn vrouw trekt foto’s met haar ogen. Eens je voor haar verschenen bent in een bepaald soort kleren, zit dat op haar netvlies gebrand. Ze kan outfits onthouden van tien jaar (en zoveel meer) geleden.
Ik beschreef bij benadering de kleren van het vrouwtje: grijze jeans, zwarte jas, witte sjaal. Dat moet sowieso Kristien geweest zijn, besloot Nathalie. De kleren maken voor haar de vrouw, aankleding betekent identiteit. Maar de leeftijd kon onmogelijk kloppen. Of toch, want we wisten dat Kristien reeds een paar maanden ziek was, ernstig zelfs.
Ze vertelde het ons nog persoonlijk, eind vorige zomer. Eerst had ze wel naar onze gezondheid gevraagd, en hoe het ons verder verging, met inbegrip van het verdriet om Vinnie. Ze wist er nog alles van, had de ode aan mijn zoon gelezen. Kristien was aandoenlijk bezorgd om ons.
Voor zichzelf zag ze het niet meer zitten, ze zei het net niet letterlijk. Ze verklaarde zich als uitbehandeld, had geen boodschap meer aan hoop, was ontgoocheld in de dokters. Ze gaf haar laatste dromen op.
Haar partner Eddy stond erbij, zweeg verlegen, zijn ogen stonden dof. Bedot door dit bestaan. Zijn droge lichaamstaal sprak van onmacht.
Toen Nathalie en ik dit gesprek reconstrueerden en andere brokstukken er aan vast bricoleerden, kwamen wij tot een akelige conclusie. De krampachtige gedaante, reeds aan de overkant van onze wereld, moest Kristien geweest zijn, in langzaam voortschrijdend verval. Het was haar trage lijden dat voorbijkwam. Weg de blijheid, de lieve oogopslag, de sprankelende lach. Ontbonden haar blonde verschijning.
Wij haalden beiden herinneringen op aan die laatste keer, de ondanks alles gezellige babbel in de brasserie. Kristien praatte dapper, vergat zichzelf.
Wij waren haar ondertussen terug vergeten. De geneeskunde kan zoveel, troostten wij mekaar. We gingen over tot de orde van de dag, met gaarne zien als grage fixatie. Kristien was weer een flits geworden. De schim naast trieste Eddy, zorgzame man, maar hij was al verdroefd bij leven.
Kristien zocht een hogere liefde, tevergeefs, ze was opeens opgeleefd en uitgeliefd. Dat wrange gevoel stond op haar gelaat. Wezenloos eenzaam.
Kristien is overleden op 2 maart 2021. Toch schoon de dood ingegaan.
Ze was ongebroken in haar trots. Ze zocht haar fierheid in de liefde.
Het leven zei echter nee. Dan is het gedaan, zei ze. Ze werd 53 jaar.