Het deksel is eergisteren van de ketel gevlogen. Ik kan er nu pas over spreken. De kooktemperatuur is over. Mijn klimaat is terug gematigd, voorjaarsgezind. De verjaardag is ook voorbij, er werd niks gevierd. Ik heb het over ons ma, zij werd 91, in mineur.
Om een lang en explosief verhaal kort en krachtig te maken: ik bracht haar, in aanloop naar de blije verjaardag van 30 januari, op de hoogte van mijn verloving, enfin dat woord is nogal hoog gegrepen, maar u weet wat ik bedoel, ik heb een nieuw en sprankelend lief, genaamd Nathalie. Wat doet een verliefde jongen die op wolkjes loopt, hij lucht toch graag zijn vrolijk gemoed bij zijn moeder. Dacht dat zulks behoort tot de wetten van de natuur, mannen zoeken een vrouw omdat hun mama buiten bereik is. Enfin, goed bedacht door de schepper van deze wereld, het zou anders nogal een potje incest worden. Bedenkelijke pret.
Zo gezegd, zo gedaan. Boodschap voorzichtig ingekleed, het hoge woord was eruit… euh, dat ik in de liefde vertoef, moeder. Ik verklaar me nader: ma, ik ben weer eens van de straat. Met nadruk op het plotse goede leven dat mijn deel was geworden, schitterende vrouw, ik blijf haar mijn ganse leven trouw. Dat laatste zei ik er niet bij, dat bewaar ik als een schoon geheim voor die geliefde van mij.
Maar dan, die apathie van ons ma, dat oude mens versteende. Ik kreeg als antwoord een afdruk van haar doodsmasker. Na een gekmakende minuut begon ze met haar heksengezicht te praten. Zij behoort ook tot die taaie soort die uit de doden kan opstaan. Ik weet nu al zeker, ook na haar heengaan zal zij blijven terugkeren, als een spook. Om alle plezier te vergallen. Zij zet de dood halsstarrig in tegen alle liefde. Deed ze reeds gans haar leven. Mijn moeder was en is een eeuwigdurend sterfgeval.
Zij cultiveert de doodskramp, terwijl ze elke sprankel lust kleineert. Zo reageerde ze dus ook in onderhavig geval. Ze verketterde met één zin tekst mijn vers geluk. Het klonk als een korte donder, een harde doffe knal: was dat nu nodig, vier woordjes om haar oordeel te vellen, om meedogenloos te veroordelen.
Ja ma, dat was nodig, godverdomme! Ik had nood aan deze definitieve liefde. Ik heb begot! miljaarde! nondedju! mijn zoon al verloren, Vinnie weet-ge-wel, uw enige petekind, zijt ge hem al vergeten misschien? En alle miserie, zeg maar nieuwe horror, achteraf. Ik zie mijn kleinkindjes niet meer, omwille van rechters en advocaten, maar vooral omwille van die andere averechtse mama, een vrouw die ook in de knoop ligt met houden van, inzonderheid tegen mij haar klauwen opzet, zoals gij ma.
Waarom toch? Ik zal jullie helpen, dwaze moeders, graag zelfs, ik verschaf jullie allemaal gratis advies: omwille van mijn levenswijze.
Dat is het woord dat als een doodsrochel op jullie mond ligt. Ik ben in jullie holle ogen een vrije vogel, en ik specifieer, niet in de laatste plaats om te provoceren, ik ben een lustige vogelaar. Ja lees het maar goed, prent het in jullie starre kop, ik hou van het leven, ik vier het uitbundig, met alle attributen van mijn liederlijke lijf, het is een soort fierheid waarmee ik jongleer, ik ben een fervente adept van Pallieter, lees alsjeblief het boek van de Fee (Timmermans) en bekeer jullie, jubel voortaan mee, er staat ook geen leeftijd op. Je moet ook niet per se met zijn tweetjes zijn, niet permanent, er zijn venten overal, zoals ik vrouwen vind, correctie: vond, want het zoeken is nu verleden tijd. Heerlijk toch, en noteer het ma, schrijf het ergens op je net niet dode lijf, sorry dat ik verdomd cassant ben, markeer dit met een stift van bloed: ik hou waanzinnig veel van haar, deze nieuwe liefde, mijn schitterend Nathaliefje.
En, dames alle twee, hellevegen (tot bewijs van tegendeel), ik fiets nu verder. Ik rij in één ruk naar Vinnie. Ik ga bij hem langs op dat (helaas) nogal desolate oord, ik ga met zijn grafsteen spreken. Ik ga er bidden en ik ga er smeken. Opdat hij zou willen bliksemen vanuit zijn onbereikbare hemel. Verkondig je boodschap jongen, hoe vrolijk je in het leven stond, en wat je iedereen gunde, dat kleine geluk. Ook aan je papa heb je dat nooit ontzegd. Ik was frivool, akkoord, maar in mijn hart was ik eerder een watje. En toegegeven, tegen opstekende nijdigheid en venijn, koos ik gemakshalve voor een lekker lijf, dat bood de schoonste troost.
Ik weet, mijn zoon, dat jij dit begrijpt. Met je schalkse oogopslag, de twinkel in je blik, jij weet wat verliefsheid is, je hebt het gepraktiseerd en gepropageerd, met korte berichten, vaak woordeloos, ook nu nog communiceer je dit liefdesliedje door. Dank je jongen, ik hoor je stem vanuit de verte, een stille echo die zegt: het is goed papa, doe rustig verder, hou immens van haar, wees ongeremd gelukkig, het is een gul geschenk van het leven, je laatste vrouw, de prinses die je verdiende, de finale liefde.
Ik hoor mijn jongen fluisteren, ik luister ademloos, doorheen een mist van tranen. Alsof Vinnie besluit dat na alle doffe ellende dit mijn verdomde voorrecht is als man. Om lief te hebben, mijn ultieme vrouw te beminnen. Noteer dit ma, en ook gij, mama van zijn kleine meisjes.