Het moet ongeveer een jaar geleden zijn dat ik Nathaliefje een monument van een CD cadeau deed. Ze speelt de muziek nog steeds, bij momenten een geluid dat door merg en been gaat, gezongen aan de rand van het graf. Ik kan er niet naar luisteren zonder dat het mij de adem afsnijdt.
Als deze CD opstaat, opent de hemel zich sacraal, de aarde gaat beven.
De titel van dit magnifieke epos is ‘Wide Open Road’, het betreft The Best of The Triffids. Het is een gouden plaatje uit de jaren ’80. Een oude parel die fonkelt en weent tegelijkertijd, verblindend blij en triest in een mix van opgetogen verdriet. The Triffids zijn een goed bewaard geheim van pijn en droefheid. Toch stijgt de stemming onderweg, een leed wordt opgeheven.
Zanger David McComb heeft zijn lijden al geruime tijd uitgezongen, hij leeft niet meer. Op 2 februari 1999 ging hij heen, hij werd net geen 37.
Het is een ijzingwekkende gelijkenis met het overlijden van mijn zoon die op de valreep eveneens de kaap van de 37 niet haalde. Vinnie stierf jong, hij blijft voor altijd die frisse 36-er, in prima gezelschap van onze Triffids-zanger. De groep kwam overigens uit Australië overgegalmd, hun psalmen waren als balsem op onze wonden die nog in volle wording waren.
Vinnie maakte in 2002 de omgekeerde overtocht, hij ging bijna een jaar studeren in Brisbane. Hij vond er een liefde en verloor haar weer. Daarna speelde hij nog zoveel meer kwijt. Zelfs zijn leven werd hem afgepakt, net zoals bij de jonge McComb. Het zijn nu twee spijtige goden, van de dood.
De weemoedig mooie muziek van The Triffids heb ik indertijd leren kennen via twee gereputeerde muziekrecensenten, Mark Mijlmans bij Humo en Jacky Huys bij De Morgen. Het waren ook dikke kameraden.
Ik herinner me een artikel van Jacky Huys waarin hij verslag uitbracht over een optreden van The Triffids op Rock Werchter. Glashelder staat volgende passage in mijn hoofd geprent: hij staat op de muziekweide in de nabijheid van Mark Mijlemans; tijdens een zwaar aangezet nummer van David McComb kijkt hij opzij naar zijn maatje; hun blikken kruisen mekaar kort en intens; ze knikken enkel, bevestigen het magisch moment van extreme tristesse dat overgaat in de meest onvatbare schoonheid.
McComb verbindt met zijn Triffids twee werelden, hij creëert kunst van ongeluk. Dat luchtte op, schreef Jacky Huys, het maakte de wolk van melancholie draaglijk. Het zwart van pessimisme loste op in het geluk van troost. Hij beschreef het adembenemend. Hij pakte makker Mark mee in de beleving en deze begreep hem, het was een warm raakvlak voor hun weke hart. McComb zong zijn lied van pijn, verhief zich, ook hen.
Maar het gedonder kwam daarna sneller op. De dood trok felle strepen door hun wederzijdse hemel. De beklijvende songs van David McComb verstomden tot plotse aflijvigheid, werden pijnlijke afscheidsliedjes. Er was geen plaats meer voor loutering, de rouw werd permanent intern.
Mark Mijlemans haalde net zijn 29ste niet, hij stierf aan kanker. Een jaar voordien had hij zijn grote liefde Chris ook al verloren, een herseninfarct werd haar fataal. Vrienden van Mark beweerden dat hij stierf van verdriet. Dochtertje Marijke was een weeskind voor ze besefte dat ze ouders had.
Mark Mijlemans schreef iconische muziekrecencies voor Humo, hij gold als de ontdekker en promotor van The Triffids en The Smiths (met Morrissey). De muzikale doem en melancholie van de donkere jaren ’80 verwerkte hij tot verlichtende literatuur. Zijn ‘Mijl op Zeven’ was inderdaad een mijlpaal.
Jacky Huys was bij De Morgen de flamboyante tegenhanger van Mark Mijlemans. Hij was even eigenzinnig van opinie, wat meestal neerkwam op een frisse, visionaire kijk op wat de nieuwe talenten in rockland waren.
Zowel Mijlemans als Huys konden meesterlijk alleen staan met een mening. Ze kregen de initiële kritikasters later makkelijk op hun hand. Ze hadden er geen enkele moeite mee om te vroeg hun gelijk te behalen. Beiden waren ze laconiek ‘his own man’, bewonderenswaardige gasten.
Ook in dat te vroege heengaan was Jacky Huys een voorloper van de rest, tegelijk een latere navolger van Mark Mijlemans. Jacky stierf op 48-jarige leeftijd aan leukemie. De puurheid van zijn rock’n roll kon de zure dood niet stoppen.
Ik schrijf hier een gedateerde ode aan jong gestorven helden, geveld door het geweld van het leven, vermorzeld door de dramatiek van hun bestaan. Ik voeg er mijn zoon aan toe, Vinnie verdient zijn plaats bij dit kwartet.
Er ontbreekt een vrouw, protesteren de predikanten van de hedendaagse correctheid. Ik stel hen meteen tevreden, ik zet Kristien erbij. We kennen haar (ongelukkig) uit het vorige hoofdstuk. Ook zij is nu gelukkig verlost van de zorgen in haar hart, de storingen in haar lichaam. Zij zingt lachend mee met haar vier nieuwe vrienden, ferme mannen die hun vieze ziekte achter zich lieten, de hel en ellende afwierpen. Het was genoeg geweest.
Er is ergens een feestje gaande, we weten niet waar of in welk nabestaan.
Er speelt een stevig rockorkest, met Mark (28), David (36), Jacky (48), Vinnie (36) en Kristien (53). Ik hoor ze lekker swingen, van hogerop tot hier beneden. Het klinkt als de boogiewoogie van moed en hoop.
Nawoord bij onze doden:
Grasduinend naar informatie over deze afgestorven mensen kwam ik via Wikipedia terecht bij onderstaande tekst, een alternatief gedicht, het handelt en mijmert in meanderend proza over de poëet Mark Mijlemans
Als poëtische laatbloeier staar ik stom
naar de oneindigste lente in het Kempenland
met zijn kersenbloesems
die ons als carnavalbloemen bespotten
Gé bestuurt de wagen volgens scenario van zonnebril
met afwezige ogen en luistert in zichzelf naar het zotte spel
van haar dromen
een carroussel van gekke woorden
Bonjour tristesse
we worden wakker voor mekaar
door een Triffids-song
onwezenlijk en droef drapeert
zanger-in-memoriam David M. wat troost van pessimisme
doorheen een afscheidslied
Windstil drijft de auto verder en landt aan de grens
van het lamme dorpje Olen
hé, zegt Gé, hier woonde Mijl
ze ijlt langs rockdichter Marc Mijlemans
legendarische Triffids-fan
lijkbleek was hij pas 28
ging dan dood, verkankerd van verdriet
voor een andere stille dode
zijn witte dame C.
zomaar ziek en terminaal ter aarde
Met schroom als in een rouwstoet schuiven wij langs
eendere velden, lege huizen, verwisselbare mensen
David M. galmt verder door zijn dodenlied …
De tekst kabbelt traag een eindje verder, tot voorbij aan wat ik hier vertellen wil, want inderdaad, het was mijn eigen
taalbedenksel, uit een ver vervlogen tijd, onze jongen leefde nog, de woorden verstopten zich op internet, terwijl Vinnie van niks wist (kind als hij was), wij hadden geen oog voor zijn aangekondigde dood, wij zaten in de mist van The Triffids.
The Triffids – Wide Open Road (1986)