Niet schrikken van mijn titel, beste lezers. Piet is niet dood. In het vorige opstel waren er al genoeg sterfgevallen. Er is ook geen plaats meer in dat orkest op het hoog balkon. Ze spelen met vier meneren en één madam. De maat is vol, de finale toon werd gezet, hun muziek klinkt hemels.

Het woordje ‘pietdood’ is immers een geijkte uitdrukking, duidt op een stand van zaken, wil zoveel zeggen als ‘de uitputting nabij’. In mijn tekstuele context wil ik er mee verduidelijken: ik had me uitgeput in mijn lofbetuigingen aangaande een kameraad. Ik had hem vermoeiend en verschroeiend (voor mezelf) de hoogste hemel ingeschreven. Erg!

Maar hij leeft gelukkig nog, hij boert meer dan goed op deze aarde.
Het gaat om de hoofdfiguur uit het 24ste hoofdstuk, de heer Piet Koning.
Ik heb overdreven, dat is de mening van Nathalie, mijn mooie muze en geliefde vrouw. Ik wil geen ruzie met haar, dus herzie ik gedeeltelijk mijn epistel. Ik herdoop de ode aan mijn vriend Piet in stille wanhoop.

Want het zit zo, wij schreven mekaar lange mails met confidentiële bekentenissen, diepgemeende wensen en gemoedelijke boodschappen. Minstens om de drie dagen hadden wij een intense en zwierige woord-en wederwoordconversatie. Om van te smullen, zo smakelijk en gul was onze taal. Wij geraakten niet uitgepraat.
Tot Piet plots haperde.

Mijn laatste mailbrief ging over mijn werk als gids in Kazerne Dossin en de problemen die zich soms stellen met rabiaat linkse mensen, de Israël-bashers bij uitstek. Niet polariseren luidt hun credo, helemaal oké vind ik. Maar over Joden denken zij anders, ze gaan akkoord met de doden van de Holocaust, de nakomelingen daarentegen willen zij treffen, verjagen uit hun beloofde land. Trek uw plan Israëli’s, trek de Middellandse Zee in. Zulke taal vind ik zeer gemeen, de zondeboktheorie herleeft, het complot wordt weer gesmeed tegen een volk dat al eeuwen overal verjaagd werd.

Ik hou er later nog wel een betoog over, ik beperk me nu tot wat ik heel beknopt aan Piet schreef. Ik kreeg echter geen antwoord meer. Was het land Israël de stap te ver, overspeelde ik extreem mijn politieke hand? Meer dan twee weken heeft Piet Koning gezwegen. Ik leed hieronder.

Nathalie troostte me ondertussen met haar schoonheid. Ik lag laveloos aan haar mooie borsten, genoot met volle teugen van de gulle volheid.
Ik verdronk vrijwillige in haar warme liefdeslijf, mijn verdriet om Piet ten spijt. Het waren bange dagen, warme nachten. Ik wachtte op mijn vriend, terwijl mijn geliefde mij geriefde. Erotiek vocht met vriendschap.

Ik gaf voorzichtig alle hoop op, Piet moest al weken dood zijn, of niet?
Ik schreef ten einde raad zijn zusje aan, wat een verademing, ook voor hem, hij ademde nog tamelijk fel, zei Mieke. Piet bleek afwezig herrezen.

Ik heb met Nathaliefje nagepraat over deze onvoorziene situatie. Ze vond dat ik me bezondigd had aan lichte idolatrie, vooral mezelf had onderschat, me overdadig talig had gedragen. Ja dat is een inherente kwaal van mijn adoratie voor bepaalde kameraden, vermeerderd door hun minieme aantal, één of geen.

Dat wordt voorlopig terug naar af, op mijn pootjes vallen. Voortaan vind ik zonder momentane maat mijn weg wel, mail ik om te beginnen naar mezelf. Ik ben weliswaar verwend, want ik blijf bemind. Ik ben de ware vent van Nathalie.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *