In tegenstelling tot wat ik in de vorige bijdrage heb beschreven, was Gé wel een goede moeder voor Vinnie tijdens zijn kinder- en jeugdjaren.

Hij had echt geen betere mama kunnen hebben. Ze was liefdevol bezorgd en immer koesterend, ze had altijd een luisterend oor voor hem en gaf hem de gepaste aandacht. Ik dacht dat ik ongeveer hetzelfde deed, maar het is delicaat en moeilijk om mezelf te evalueren op dat vlak. Nu denk ik dat ik nog zoveel meer had kunnen doen, maar misschien meent Gé hetzelfde. Helaas, het is de wedstrijd van de enige kans, altijd te laat om achteraf te scoren. Wij waren alleszins degelijke en waarschijnlijk zelfs verdienstelijke ouders. We verdeelden de opvoedkundige taken, werkten meestal goed samen, maar er waren uiteraard een paar haperingen.

De mankementen situeerden zich op het vlak van het huwelijk. Wij waren een mislukt koppel, veel te overhaast getrouwd, met een fundamenteel gebrek aan liefde, ik spreek althans voor mezelf. Wij waren er veel te vlug ingetuimeld, in die traditionele huwelijkse staat. Als overjaarse pubers waren we er aan begonnen, niet wetend waaraan, totaal onbezonnen.
We waren gewoon het product van die braaf-katholieke en oer-Vlaamse samenleving, dat wil zeggen: kerk en kindjes, huis en tuintje, alles mooi in de plooi van de traditionele waarden, de eigen kern kwam nergens in aanmerking. Onze individuele geaardheid ging verloren in de huiselijke vlammen van de open haard. Gezelligheid werd opgelegd, want de ruimere familieclan waakte.

Zo verging het toch mezelf. Ik verloor van meet af aan mijn weg in dat huwelijk. Ik zat gevangen, ik kreeg geen adem meer, ik smeet dus mijn ketens af. Ik deed dat ruw en onbehouwen, ik was de ontrouwe man.
Ik zocht een slinkse uitweg, thuis en elders, ik was de anarchist van de domesticale gehechtheid. Ik trok weg en kwam terug, ik vluchtte verder en ik strandde nogmaals, occasioneel warm in de armen van Gé. Het was een heen- en weer exploreren tussen vrouwen buitenshuis en de huislijke vrede in de bedstee. Erotiek was mijn handelsmerk geworden, seks was een geschenkenpakket. Ik vergaarde aandacht annex pret met dames, diversiteit was overal in de aanbieding.

Ik was fundamenteel verkeerd, ik haalde halsbrekende toeren uit, compleet ongehoord. Maar ik had altijd en overal oor voor mijn kind. Ik bleef me bekommeren om Vinnie, ik deed mijn gelijke deel als ouder, ruimschoots toch wel. Ik nam weken vakantie op voor mijn zoontje, ik bezocht speeltuinen en begeleidde hem bij zijn sporten. Ik volgde zijn schoolse prestaties op, sprak met zijn leraars, kende zijn trainers bij de club, ik volgde mijn zoon als een schaduw. Ik wou de vader zijn die hem wou behoeden tegen belagers en gevaren, tot op zijn prille liefdespaden.

Mijn eigen wegen in de liefde waren ondertussen grillig. Ik kwam langs en liep weg, ik hechtte me aan niemand, ik was een onrustige rolling stone.

Ik zocht en probeerde als een bezetene, maar ik werd enkel ongelukkiger. Hoe meer hitsigheid en vertier bij vreemde lijven, hoe minder mijn plezier, hoe eenzamer het wulpse tijdverdrijf werd. Ik was de man die constant op de vlucht was, op zoek naar een overkant waar ik tot rust kon komen.

Dat lukte niet, ik bleef dus noodgedwongen bij Gé, ik kon Vinnie ook niet missen.
Ons gezin was misschien wankel, maar voor Vinnie sloofden wij ons uit. Wij waren zeker solidair als ouders, wij hielden stand als mama en papa. Maar de dagen en de nachten van de vader waren vaak een ware ramp.

Ik verkeerde jarenlang in de illusie dat ik de juiste vrouw was misgelopen in mijn jeugd. Ik droomde later nog bijna 20 jaar over haar, als de grote liefde die mij ontsnapt was. Het ging om een meisje uit Baalrode.
Ze was mijn eertijdse dorpsgenote, met fijn figuur en onconventionele looks, erg introvert en donker van karakter, een intrigerend mysterie. Ze was mijn lief gedurende veel te weinig weken. Daarna verdween ze plots op kostschool, onbereikbaar voor mij in die tijden zonder gsm of internet.

Ik heb haar nog nauwelijks teruggezien, maar ze bleef in mijn dromen wonen. Gedurende jaren bezocht ze me elke nacht, ze kwam fluisteren in het duister. Ze was een vage mystica, onaanraakbaar, de eeuwige maagd.

Maar ik hoorde van kameraden dat ze ondertussen in het echte leven wel degelijk getrouwd was, met een buitenlander. Ze baatten samen een zaak uit. Ik verdwaalde dan soms met de wagen in haar verre straat, waar ik bij benadering dacht dat ze woonde. Maar geen glimp ving ik op van mijn nachtelijke liefdesschim. Tot ik vernam dat haar man ziek was, kanker. Toen kreeg ik kort daarna een nachtmerrie, ik lag zwoel in mijn zweet, plotse dood en pervers verderf sloegen tegelijkertijd toe. Ik zag haar man doodgaan. Mocht ik blij zijn de ochtend daarop, bij het verward ontwaken, was dit een opportuniteit die zich aankondigde? Ach, dromen zijn bedrog.

Tot ik niettemin te weten kwam dat haar man inderdaad was gestorven, diezelfde droomnacht nog wel. Waren er dan toch goden die hier de hand in hadden? IJzingwekkende gedachte, de liefde die over lijken gaat.

Ik ben dan inderdaad mijn weg gegaan, ik heb het pad naar de treurende weduwe bewandeld. Ik wou duidelijk mijn kans benutten, nietsnut die ik was. Het was een harde anticlimax, van dat eertijdse mooi-mysterieuze meisje was niets overgebleven. Ze was hoogst gewoon, in niks origineel of onconventioneel. Ze was een vriendelijke vrouw, blij om mij te zien, volks en zelfs een beetje vrolijk, ondanks het trieste van de situatie, het verlies van haar man.

Nee, ik was meteen geen kandidaat geliefde meer, ik had me dik vergist, bijna twee decennia lang. Ik had geloofd in wat uiteindelijk een fata morgana bleek, in een valse oase aan de einder, mijn droom had gevaarlijk gefaald. Ik had eigenlijk mezelf bedot, ik had me schoonheid in een ware liefde voorgehouden die er gewoon niet was geweest, het meisje was een brouwsel van mijn fantasie. Die ideale vrouw had nooit bestaan. Het was een waanzinnige en extreem verre projectie van mijn wensen.

Maar het had onmiskenbaar op mijn diepste verlangen geduid, het had jarenlang aan de kern geraakt. Het was een fundamentele uiting van mijn verlangen, mijn hang naar de grote liefde die ik op het thuisfront miste, die Gé me niet kon geven en die ik voor haar ontbeerde. Ik zou nog jaren moeten zoeken, maar ik ben altijd vastbesloten geweest om door te gaan, over alle drama’s heen. Zelfs pal door en over de dood van Vinnie heb ik mijn weg verder getrokken. Ik wist dat er iets van waarde ontbrak, en dat was de allesomvattende liefde, de enige ware zingeving in het leven.

Ik heb dus finaal geluk gehad, in de eerste plaats omdat ik het zelf ben blijven afdwingen, zo simpel maar ook zo ingewikkeld was het. Ik moest volharden, dat gevoel is altijd blijven woekeren, als een brave kanker, een goedaardig virus. Het was de continu stimulerende kriebel van mijn woelig leven. Zo weinigen konden mij begrijpen, zovelen deden niets anders dan mij de hele handel constant verwijten. Ik heb hen definitief achter mij gelaten, want ik heb de ultieme liefde gevonden, bij Nathalie. Zij werd Mijn Mooie Meisje. Ik werd uiteindelijk de trouwe man van mijn laatste vrouw.

Het mysterie is opgelost, de steeds weerkerende droom werd bewaarheid. Waren mijn wazige projectie en mijn overstapjes dan nodig of overbodig? Of speelde hier gewoon het lot? Alleszins geen God, ik zeg ‘neen’ aan dat bedrog.

Toch heb ik altijd die goeie dosis moed gehad en ook de grootste hoop.
Met dank aan mijn zoon, hij ging mij voor. Zijn bewijs van schoonheid.

 

 

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *