Mijn zus is vier jaar jonger dan ik, misschien vier jaar wijzer, het kan dus dat zij een andere kijk heeft op onze ouders, mogelijk positief gekleurder. Er was tijdens onze jeugd een mentale afstand tussen ons beiden. Zij was in mijn beleving het meisje dat zich vooral met haar poppen bezig hield. Ik speelde voetbal, studeerde veel en las me te pletter.
Tussendoor experimenteerde ik met andere meisjes die reeds rijper waren. Ik plukte de verboden vruchten van die tijd. Mijn zus stond daarbuiten, zij bleef terecht voorbeeldig kuis.
Ik kan me niet herinneren welke haar specifieke band was met pa en ma. Niet slecht veronderstel ik. Zij werd volgens mij nogal beschermd en bemoederd. Als ik terugkijk meen ik een vertroeteld kindje te zien, dat mag ook.
Ik behoorde precies niet tot die binnenste gezinskring. Ik slingerde sneller en verder weg, was buiten bereik voor de kleine kern. Ik was er misschien willens nillens uitgeduwd, ik heb alleszins altijd die verwijdering gevoeld, de al dan niet bewuste afzijdigheid van de nabije familie.
Het was alsof ik slechts extern aanwezig was, de familiale binnenwereld was niet mijn normale biotoop. Eén voorbeeld maar, toen mijn moeder begin jaren ’60 een miskraam had, moest ik dat vernemen van mijn kleine zusje. Onze pa had het haar verteld. Ik aanhoorde dat stomverbaasd, hoe ver kan je als jong manneke van huis zijn, waar was mijn echte thuis?
Ik trok dan veel op met mijn goeie nonk die naast ons woonde, mocht met hem zelfs mee op café. Hij was mijn prachtige vervang-vader, maar hij stierf op zijn 36ste aan kanker, ik was toen 11 jaar. Eén maand later stierf ook ons moe, mijn grootmoeder Mien. Zij had mij tot dan gekoesterd als haar lievelingskindje. Ik zat veilig bij haar op schoot, zij troostte mij, had altijd lieve woordjes. De dood deed dus zijn werk dubbel, ik werd plots in mijn ongeluk gestort.
Opeens waren ze allebei weg, ik kreeg de onverwachte genadeslag, het was alsof ik veel te vroeg volwassen moest worden. Mijn puberteit werd daarna een verwoestende periode. Ik was een ongeleid projectiel, vanuit mijn losgeslagen verdriet werd ik een losbandige tiener.
In mijn verre slipstream zat dan dat gedegen zusje, behoorlijk braaf en in niks een buitenbeentje. Ik schaam me nu nog een beetje dat ik zo weinig belangstelling voor haar had, want ik moest al de mislukte macho spelen. Dat ging grillig gepaard met prille erotiek en riskant drankmisbruik. Ik was gewoon een jonge puinhoop, een onnozele losbol en vrij onverschillig voor dat jonger meisje in ons huis. Ik distantieerde me eigenlijk van die kleine zus, ze liep me soms in de weg, ik gaf uiting aan mijn ergernis, terwijl zij misschien wel toenadering wou tot haar grote broer. Dat spijt me enorm, ik geef dat toe.
Zij bleek later over behoorlijk wat karakter te beschikken. Vanuit de technische afdeling in het lager middelbaar schakelde zij over naar het algemeen secundair, deed tegen het advies van alle instanties toch haar studies als onderwijzeres en werd tenslotte directrice van een lagere gemeenteschool. Haar rode draad was dat ze steeds tegen de gestelde verwachtingen en deskundige adviezen in ging, ze stippelde haar eigen weg uit. Haar pad werd bepaald door haar karakter, minder door aanleg.
Ik heb respect voor haar eigengereidheid. Ook mijn ouders hadden hier geen vat op. Gelukkig maar, anders had ze finaal minder ver gestaan.
Dus ik heb een zus met een sterke wil, daar ben ik fier op. Dat neemt niet weg dat ze vaak gefaald heeft. Ik heb immers nooit gevoeld dat ze diep met mij begaan was, zeker niet tijdens de drama’s aangaande Maggie en Vinnie. Ik voelde me familiaal behoorlijk alleen staan.
Mijn zus is in haar diepste kern een tikkeltje opportunistisch. Die aparte ‘vaardigheid’ heeft ze nodig gehad om professioneel te slagen, bij gebrek aan andere talenten. Ieder mens vecht met de wapens die voorradig zijn. In haar geval was dat een gemakkelijke handigheid, een oppervlakkige souplesse die haar plooibaar maakte op de weg naar het plaatselijke succes. Ik gun het haar graag, dat plekje tussen de notabelen in Baalrode.
Mijn wereld was het niet. Ik vocht de oorlog van mijn leven op een verder terrein, ik liefhebberde in Leuven en in Brussel. Ik streed mijn veldslagen solitair, overwon de drank en foute vrouwen, die ik zelf had aangebracht, mea culpa zoals zo vaak. Ik werd pas rijp als 50-er, wijzer na mijn 60ste. Ik moest eerst doorheen de woede van het leven, de dood ontmoeten bij mijn zoon, en doorgaan zonder wenen, twee boeken schrijven in memoriam, en verwerken dat mijn zus ze niet kon lezen.
Dat zei ze toch, en dat deed mij pijn. Haar man stond haar hard nabij, haar kinderen wisten ook van niks, dat stelde ik telkens vast. Ik kreeg van hen allen de bittere en striemende onverschilligheid in mijn gezicht, linea recta. Trek uw plan jong.
Daarom heb ik onlangs afstand genomen. Het was een traag proces, maar het ligt nu gebetonneerd vast. Ik heb mijn spoor getrokken, weg van hen.
Het is zonder wraak of wrok, het ga hen goed, ik wens hen alle vrede toe, maar ik laat me niet langer beschadigen. Ik leef verder met de liefde van Nathalie. Dat volstaat, ik heb mijn handen vol, een gul gevoel, mijn hart loopt over van haar. Dit nieuwe geluk is zacht en zoet, als goede familie.