Elke namiddag zit Lea op het bankje in onze straat. Reeds een ganse zomer lang zoekt zij er verkoeling onder de bomen.
Zij kijkt stillekes rond en ze lacht minzaam naar de mensen die passeren. Ze zwijgt meestal, want haast niemand spreekt haar aan. Lea heeft tijd, misschien de tijd van haar leven, zeker sinds ze alleen is. Haar man is twee jaar geleden gestorven, ik wist niet dat hij haar echtgenoot was, ik heb ze nooit samen gezien. Op zijn begrafenis bleek er ook nog een zoon en een schoondochter te bestaan. Het zijn sindsdien de twee verdwenen kinderen. Niemand weet er het fijne van, zijn er misschien kleinkindjes?
Ik stel Lea geen levensvragen, ik maak wel een babbeltje met haar. Nathalie vraagt naar haar gezondheid, en of ze haar dagen goed rond krijgt. Geen probleem blijkbaar, ze lacht toch altijd. Ze blijft vriendelijk op een onvatbare manier. Wat een betoon van klasse.
Lea is een fantastisch mooie vrouw, klein van stuk, gebogen rug, bijna tandenloze mond en met dun broos haar. Ze draagt een bril met montuur van zeven modes geleden en haar kleren zijn uiterst sober, net niet sjofel. Toch bewonderen wij Lea om haar onuitsprekelijke schoonheid, onder al haar zichtbare mankementen en misvormingen zit een propere inborst, een nobel hart. Zij zaagt niet en zij klaagt niet, zij gedraagt zich als een volkse aristocrate. Haar onmiskenbare armoede zet geen enkele rem op haar adeldom. Lea is steeds discreet en waardig, zij spreekt altijd met twee woorden, zij noemt mij meneer en Nathalie is voor haar een dame. Dat laatste klopt ook, maar mij mag ze voortaan tutoyeren. Dat zei ik haar vandaag, nadat ze me uitvoerig bedankte voor Het Boek van Vincent. Het had haar zo gepakt, ze was nog altijd aangeslagen, ze had wat traantjes gelaten. Ze vroeg of ze het boek moest teruggeven. Ik antwoordde dat ze het mocht houden omdat het bij haar in goede handen was, omdat ze de eenvoud van een schoon en warm hart bezat om deze tragiek op zijn juiste waarde te schatten. Ze overklaste hierbij op haar eentje mijn ganse familie en het merendeel van mijn gewezen vrienden. Lea staat voor eerlijkheid en voor spontane liefde. Niemand ziet haar graag, maar wij zien haar voortaan wel zitten. Dat oude kromme vrouwtje op het afgebladerde houten bankje.
Haar lofbetuigingen voor Het Boek van Vincent uitte ze zachtjes, met ingehouden stem, op serene en discrete toon, alsof ze ons niet wou storen, noch kwetsen met haar mening. Wij stonden versteld en werden bijna verlegen. Zo’n grote persoonlijkheid zat er in dat onooglijk vrouwmenske.
In diezelfde periode dat wij de engel Lea beter leerden kennen, kreeg ik een bericht via messenger van een mij onbekende dame uit mijn geboortedorp Baalrode. Ze excuseerde zich, ze wilde wel graag vriendschap sluiten op Facebook, maar mijn schrijfsels kon ze echt niet onderschrijven. Ze vindt mijn vertelselkes niet leuk, ze kan het niet verhelpen, want ze is te… preuts. Dat was schrikken, toch had ik alle begrip voor deze madam O.
Ik antwoordde dat ze zich zeker niet moest excuseren, ik ben nu eenmaal soms wat gortig in mijn explicaties, de seks staat te expliciet te pronken, de erotiek klinkt misschien niet als muziek in katholieke oren. Geen nood, schreef ik aan onze tante O.
In Baalrode mogen er ook dames zijn die het enkel met hun eigen vent doen, die liever zwijgen over hun bedpraktijken.
Dat had ik mooi afgerond, dacht ik, maar ik kreeg meteen een naschrift. De blozende O. moest me iets bekennen, ze had me wel degelijk ergens graag gelezen, al klonk het tragischer: “bedankt dat ik je prachtige boek over Vincent mocht lezen”. Krop in de keel, ten tweede male, na de stadse Lea volgde nu haar dorpse evenbeeld. Het zijn morele opstekers, voor de vader en zijn echtgenote, wij schrijven en publiceren dus niet tevergeefs.
Lezers mogen vinden dat ik een provocerende erotomaan ben of een zagevent die te vaak hetzelfde vertelt: dat repetitieve relaas over het lied van de liefde en het drama van de dood.
Ik erken, dat is mijn beperking. Maar ik kan geen beterschap beloven, ik weet geen inniger thema te verzinnen. Vincent ging definitief heen en ik reageerde op mijn manier: ik vond en zocht een schone beminde, ik koos voor het leven. Zo eerde ik ook mijn zoon. Doorgaan papa, was zijn laatste motto. Ik gehoorzaamde.
Ik ben een man en ik ben een vader, voor altijd, tot spijt van wie me mijn liefde benijdt. Ik volhard zoals beloofd, tot de kinderen van Vincent groot zullen zijn en tot bij ons kunnen komen. Om te zien dat wij mensen van ons woord zijn. Gerechtigheid geschied.