Er is de Luikse bisschop monseigneur Kerkhofs, die in september 1942 de katholieke instellingen in zijn bisdom oproept Joodse kinderen te redden. Zijn houding staat in schril contrast met die van de ‘officiële’ kerk, bij monde van kardinaal Van Roey, die Kerkhofs er op wijst dat zijn actie ‘gevaarlijk’ is. Hoewel de kardinaal oogluikend toestaat dat René Ceuppens, priester en secretaris op het aartsbisdom, zich inlaat met de redding van Joodse kinderen, brengt hij nooit de moed op om naar buiten toe te zeggen: ‘Laat deze kleinen tot mij komen.’ Aan de bisschop van Doornik schrijft hij over werkweigeraars – maar de situatie is vergelijkbaar: ‘Wij geven geen lijsten vrij, maar verzetten ons ook niet als ze gepakt worden‘.
Er is koningin Elisabeth, die niet in het openbaar protesteert, maar toch voor individuen tussenbeide komt, soms met succes. Eenmaal vraagt zij een gunst voor een groep: de 58 kinderen uit het home in Wezenbeek; zij worden inderdaad uit Dossin vrijgelaten, maar later toch weer opgepakt.
In 1953 heeft het Israëlische parlement tot de oprichting van Yad Vashem beslist, een instituut dat de herinnering aan de Shoah levend houdt en ook als documentatiecentrum optreedt. Het kent ook de eretitel van Rechtvaardige onder de volkeren toe aan wie tijdens de oorlog Joodse mensen heeft gered of geholpen. Deze eretitel wordt eventueel postuum toegekend. Brachfelds Merci de nous avoir sauvés somt niet minder dan 1558 Belgen op.