Ik heb recent vernomen dat een vroegere buurjongen uit Kessel-lo reeds meer dan 5 jaar overleden is. De man genoot een zekere bekendheid in de Leuvense muziekwereld. Zijn oudere broer was een goeie collega van mij bij de eertijdse Rijkswacht. Ik kan me nog vaag herinneren dat Lange Polle (Triggerfinger) en Jokke Kerkhofs (1956-2004) bij hen aan huis kwamen. Deze laatste was de papa van Kat Kerkhofs (echtgenote van profvoetballer Dries Mertens).
– Geheel terzijde, een tijdje geleden stond ik ergens in Leuven met de fiets voor een rood licht, naast mij een andere fietser, een jonge kerel die een gammele damesvelo aan de hand hield. Hij gaf me een schalkse knipoog. Toen hij vertrok met rammelende ketting viel mijn frank: dat was onze voetballende multimiljonair Dries Mertens. Ontwapenend, en vooral grappig. –
Maar nu terug naar het gammel geleefde bestaan van mijn gewezen buurman, de voortijdig opgebrande rock and bluesartiest.
Ik breng hieronder het verslag dat ik reeds in 2018 had moeten schrijven. Misschien dat het zware ziekteproces en het overlijden van mijn zoon in datzelfde jaar voor een tijdelijke mist in mijn hoofd had gezorgd. Ik verloor ook mijn vader in 2018. Ik capteerde niet meer de ganse werkelijkheid. De dood kan zo hard en overweldigend toeslaan dat het bredere bevattingsvermogen faalt.
Op 30 december 2017 liet de Leuvense blueszanger Peter Van Santvoet nog optekenen dat hij op een dag zou uitdoven als een kaars, maar dat de vlam voorlopig nog brandde. Amper één dag na die laatste boodschap doofde zijn laatste waakvlammetje.
Peter overleed op 58-jarige leeftijd in de woon- en verzorgingsinstelling van het OCMW. Daar verbleef hij sinds voorjaar 2017.
Hij leed aan een ongeneeslijke keelkanker.
De man liet zich in het Vlaamse rockland P. Van Sant of Sante noemen. Hij zei in een allerlaatste interview dat hij wou herinnerd worden als een volbloed muzikant die aan heel veel zijn kloten had geveegd. Hij vond dat hij minstens voor drie geleefd had, een bestaan in het kwadraat, besloot hij. Hij voelde zich geen 58 jaar, maar meer dan 200 jaar, dat verklaarde hij eind 2017 nog met een hese fluisterstem. Sante bleef excessief roken en drinken tot op zijn laatste dag. Met het schaarse zakgeld dat het OCMW hem ter beschikking stelde, trok hij dagelijks naar de buurtwinkel voor een kratje goedkope wijn. Hij rolde één pakje tabak op per dag, zijn sigaret was levenslang zijn onafscheidelijke warme metgezel geweest.
Ik heb al sinds jaren geen contact meer met WVS, de broer van Peter VS. WVS was een modelgendarme: gediscipileerd, beleefd, hoffelijk, loyaal en collegiaal. Hij legde een onberispelijk parcours af, eerst bij de Rijkswacht, later bij de Federale Politie, waar hij zijn carrière bekroonde met de graad van commissaris. WVS heeft enkel leidinggevende functies uitgevoerd, hij was een man op wie men blind kon vertrouwen, hij sprak het ene woord niet luider uit dan het andere, maar zijn zin voor rechtvaardigheid stond buiten kijf. Hij excelleerde in al zijn bedieningen als chef, zijn sterkste wapens waren jong verworven maturiteit en voorbeeldige volwassen wijsheid. Ik keek steeds met bewondering op naar mijn maatje WVS, ik was fier dat wij uit dezelfde buurt kwamen.
Ons favoriete onderwerp was niet… zijn broertje Peter. Dat lag moeilijk, wat Sante deed stond haaks op onze beroepsdeontologie. We wisten dat we hem niet konden of mochten veroordelen – dat lag nogal gevoelig – maar toch, die compleet destructieve levenswijze en dan nog zijn joyeus en uitbundig propageren van allerlei roesmiddelen. Tja.
Met zijn groep The Boxcars stootte Sante door tot de finale van Humo’s Rock Rally in 1982.
Mike Naert, directeur van Leuvense muziekzaal Het Depot, noemde zijn stadsgenoot een icoon… een icoon dat evenwel nooit optrad in Het Depot. Gokje dat dit te maken had met zijn zatte en zotte kuren, zijn klotekarakter dat hij volgens sommigen had. Ik heb geen enkele affiniteit met blues, en mijn intimus WVS maakte mij ook niet wijzer, hij zweeg bij voorkeur zedig over de strapatsen van Sante. Moeilijk en zeker delicaat om een eindoordeel te vellen, ik ga vooral niet doen zoals… onze minister Frank Van den Broucke, destijds voorzitter van de socialisten.
Ik zag Franky boy – zijn koosnaampje op de verkiezingsaffiches begin jaren ’80 – ooit (zogezegd) uit de bol gaan bij een minutenlang ontketende Sante op de sologitaar: een pijnlijk door merg en been snijdend en jankend geluid dat ik kwalificeerde als martelende agressiviteit. Een gevechtsvliegtuig had niet meer lawaai kunnen maken. Maar de jonge Frank VDB deed alsof hij in extase was, hij acteerde met de kop haast dronken tussen de benen, als iemand die in trance verkeerde. Daar heeft hij denkelijk de kiemen gelegd voor zijn later grijnsgezicht. Sante had hem de soundtrack bezorgd voor venijnige veinzerij. De krampen van Franky boy wezen op voortijdige Covid.
Ik stel me misschien wat te subjectief op, omdat ik niet van zulke klaag- en kreunmuziek hou, dat geneuzel en gereutel over de eeuwige pijn van het zijn. Verman u dan, zing ik terug, doof die sigaret en zet die pinten weg, stuur uw dealer naar huis en stook uw laatste voorraad dope op. Stop met die ravages aan uw lijf aan te richten en zoek u een schoon wijf (sorry dames). Dat laatste deed Sante in extremis wel, hij had nog een einde-leven-liefde. Zijn finale vriendin kocht zijn sigaretten toen hij niet meer naar de winkel kon en ze goot daarna de glazen vol. Soigneren met verdoving tot in de dood.
Zowel intriest als bevreemdend schoon vond ik zijn terminale uitspraak: keelkanker heeft me een rust bezorgd die ik gans mijn leven nog niet had ervaren. Ik geef hier geen eindconclusie, dat laat ik eventueel aan de wijze lezer. Laat ons als afsluiter nog eens naar de eigengereide Sante luisteren. In dit beklijvende nummer is het gitaargeweld afgelegd, een doodzieke man zingt zich door zijn vastgevrozen tijd.